Paul Verheijen

JHERONYMUS BOSCH (atelier)

Jobtriptiek


Gesloten

De buitenzijden in gesloten toestand van deze triptiek werden vermoedelijk omstreeks 1520 in Antwerpen overgeschilderd met marmerimitatie en vier wapenschilden die - van links naar rechts gezien - hoorden bij de echtparen Van der Voirt / Smaechs en De Haro / Pijnappel, behorend tot de Antwerpse handelselite.
De schildvormige wapens staan voor de man en de ruitvormige voor de vrouw.
Door deze schilden werd de triptiek een memorietafel voor de twee echtparen die dankzij het huwelijk van respectievelijk een zoon en een (stief)dochter met elkaar waren verbonden.

Zijpanelen

Opvallend aan de geopende zijluiken is dat de beide afgebeelde heiligen met de rug naar elkaar geknield zijn afgebeeld.
Men heeft dan ook verondersteld dat de afbeeldingen op de zijluiken verkeerd geplaatst zijn en dat de twee heiligen oorspronkelijk met hun gezichten naar elkaar toe op de buitenzijde van het drieluik stonden.
Toch kan de huidige plaatsing een bewuste keuze zijn geweest.
Beide heiligen keren zich nu af van het middenpaneel wat enerzijds hun eenzaamheid en anderzijds de geïsoleerde positie van Job op het middenpaneel benadrukt.

Op het linkerluik is Antonius Abt afgebeeld.
Hij wordt omringd door de duivels die hem voortdurend kwelden.
In gebed verzonken is hij in het hol waar hij zich in eenzaamheid heeft teruggetrokken.
In zijn handen houdt hij een lang gebedssnoer.
Aan de andere kant van het geïmproviseerde altaar staat een eenvoudig kruis van twee dunne takken met daarnaast een klein monsterlijk wezen dat kennelijk door Antonius is getemd, want zijn gepantserde handen zijn achter zijn rug samengebonden.
Vrijwel alle werken met deze Antonius Abt van (atelier) Bosch zijn afgeleid van het Antoniusdrieluik.

Op het rechterluik zien we Hiëronymus knielend voor een crucifix dat hij in een zetel of troon heeft opgesteld.
Met zijn linkerhand raakt hij het kruisbeeld aan en in zijn rechterhand houdt hij de steen vast waarmee hij zich volgens de traditie stenigde.
Vlak boven zijn hoofd kruipen slangen en andere onheilspellend gedierte tussen de planten en stenen.
Zijn trouwe metgezel, de leeuw, verslindt ver in de achtergrond een hert.
De afbeelding vertoont opvallende gelijkenissen met werken van Bosch waarop deze heilige is afgebeeld.

Middenpaneel

Een derde persoon die net als Antonius Abt en Hiëronymus aardse beproevingen wist te doorstaan en in afzondering bleef volharden en vertrouwen op God, is de bijbelse Job.
Het middenpaneel beeldt de beproevingen van Job af, die door de duivel met rampen overladen wordt, en door zijn vrienden onder het mom van vertroosting wordt bespot.
De voorstelling is geen illustratie van een passage uit het boek Job, en sluit evenmin aan bij de geijkte iconografie voor Job.
In de late 15e-eeuw was een legende ontstaan dat muzikanten Job troost en afleiding boden in zijn ellende.
Job overhandigde hen vervolgens zijn afgekrabde wondkorsten die in goudstukken veranderden.

De ooit zo rijke Job zit onder een afdak van zijn tot ruïne vervallen huis.
Halfnaakt is zijn lichaam met zweren bedekt, alles is hem ontnomen: kinderen, bezittingen, gezondheid.
Hij bevindt zich in het gezelschap van een zestal muzikanten met instrumenten.
Een van de muzikanten bespeelt een doedelzak, een ander met een strijkstok een paardenschedel.
Op het schilderij heeft Job geen oog voor deze muzikanten, want hij kijkt om naar de duivel die, gehuld in een monnikspij en met vossenkop, uit de bouwval achter hem tevoorschijn komt om hem (weer?) te tergen.
Jheronimus Bosch (atelier)
Jobtriptiek (1510-20)
Olieverf op eiken, 98 x 72 cm (middenpaneel), 98 x 30 (zijpanelen)
Brugge - Groeningemuseum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen