Paul Verheijen

ARTEMISIA GENTILESCHI

Drie werken voor de Dom van Pozzuoli

Herinrichting

In 1631 kreeg Pozzuoli een nieuwe bisschop, Martín de León y Cárdenas, die besloot de vervallen Dom opnieuw in te richten.
Hiertoe bestelde hij een groot aantal schilderijen bij verschillende kunstenaars.
Artemisia Gentileschi droeg hier drie schilderijen voor het koor aan bij.
De kunstenares, die in 1630 in Napels was aangekomen, had zich dus een plaats verworven tussen de vooraanstaande schilders van de stad.

1 - Januarius

Januarius (Italiaans: Gennaro) is geboren in de tweede helft van de 3e eeuw in Benevento of Napels en werd bisschop in de tijd dat Diocletianus keizer was.
De legenda vertelt dat een ongeveer dertigjarige man, Sosius geheten, werd gedwongen te offeren aan de Romeinse oppergod Jupiter.
Na enkele gruwelijke folteringen werd hij in Pozzuoli gevangen gezet.
Zijn christenbroeders Proculus, Eutychius en Acutius wilden hem daar komen opzoeken en werden prompt op hun beurt gearresteerd, gefolterd en eveneens in de gevangenis geworpen.
Toen dat alles bisschop Januarius ter ore kwam, ging hij op weg om zijn mensen in de gevangenis op te zoeken, maar hij werd onderschept en onderging hetzelfde lot als zijn medechristenen.
Daarop namen zijn diaken Festus en zijn voorlezer Desiderius zich op hun beurt voor om hun bisschop een bezoek te brengen.
Ook zij werden opgepakt en tezamen met Januarius naar Pozzuoli afgevoerd.
Ze werden naar het amfitheater van Pozzuoli gebracht, maar de leeuwen lieten hen met rust en gingen zelfs aan hun voeten liggen.
Daarop werden ze in een brandende oven gegooid, maar ook daar kwamen zij wonderbaarlijk uit.
De overeenkomsten met scènes uit het leven van de profeet Daniël zoals opgetekend in het Eerste Testament zijn evident.
Ten slotte werden zij onthoofd bij de zwavelbronnen in Pozzuoli.
De beul leverde daarbij het knappe staaltje om Januarius met één haal van zijn hoofd én rechterwijsvinger te ontdoen.
Een christin verzamelde het bloed van Januarius in twee ampullen (die het meest bekende attribuut werden).
Zijn stoffelijk overschot en de ampullen met bloed werden gebracht naar La Catacomba di San Gennaro, oorspronkelijk niet naar de heilige, maar naar een gelijknamige stichter genoemd.
Sinds de 17e eeuw liggen de overblijfselen van Januarius in een crypte onder het hoofdaltaar van de kathedraal van Napels.
Hun kerkelijke feestdag is op 19 september en het Roomse Martelaarsboek herdenkt de groep op die dag als volgt:
Te Pozzuoli in Campanië de heilige martelaren Januarius, bisschop van de stad Benevento, met zijn diaken Festus en de lector Desiderius; Sosius, diaken van de kerk van Miseno; Proculus, diaken van Pozzuoli; Eutychius en Acutius. Zij allen werden geboeid en in de kerker opgesloten en daarna onder keizer Diocletianus onthoofd. Het lichaam van de heilige Januarius werd naar Napels overgebracht en in de kerk eervol begraven. Daar wordt ook nog bloed van de zalige martelaar bewaard in een glazen flesje en als dat bij zijn hoofd wordt geplaatst, dan ziet men het vloeibaar worden en opborrelen, alsof het nog vers was.
Op drie dagen worden de relikwieën van Januarius uit zijn crypte gehaald.
  • op 19 september om zijn martelaarschap te herdenken
  • op 16 december omdat hij op deze dag in 1631 de stad beschermde tegen een uitbarsting van de Vesuvius
  • de zaterdag vóór de eerste zondag in mei om de hereniging van zijn relieken te herdenken
Op deze drie dagen per jaar vindt er een wonder plaats: het Miracolo di San Gennaro, ('Wonder van Sint Januarius').
Tijdens deze feestdagen worden de relikwieën in een processie van de kathedraal naar het klooster van Santa Chiara gedragen.
Hier houdt de aartsbisschop de zilveren reliekhouder met de ampul hoog in de lucht en kantelt het.
Zo kan hij de aanwezigen laten zien dat de inhoud ervan een vaste vorm heeft.
De bisschop plaatst het ampul vervolgens hoog op het altaar.
Menigmaal wordt dan, na lang wachten en onder gunstige omstandigheiden, die als een goed voorteken worden verstaan, het bloed vloeibaar, krijgt een heldere kleur en begint te bruisen.
Alles vindt plaats temidden van een grote toeloop aan roepend volk, dat aangevuurd wordt door de Zie de San Gennaro ('Tantes van Januarius'), oude, arme vrouwen die een voorkeurspositie bekleden in de Napolitaanse kerk.
Voor een verklaring van het verschijnsel tast men nog steeds in het duister, omdat de kerk geen toestemming geeft de inhoud wetenschappelijk te onderzoeken.
De kerk erkent dit bloedwonder overigens ook niet officieel.
De ampul blijft acht dagen op het altaar staan en de aartsbisschop kantelt regelmatig de reliekschrijn om te laten zien dat de inhoud daadwerkelijk vloeibaar is gebleven.

Maar wonder o wonder: op 16 december 2020 bleef dit wonder achterwege.
Monseigneur Vincenzo de Gregorio is prelaat van de Kapel van de Schatkamer van Sint-Januarius, die bij de kathedraal hoort.
Hij toonde de beroemde bloedreliek aan kerkgangers, maar moest constateren dat het gestolde bloed de vaste vorm bleef aanhouden.
Voor alle gelovigen Napolitanen betekent dit rampspoed.
Immers: het wonder bleef ook uit in 1527 (pestepidemie), in 1806 (Napoleon valt Napels aan), in 1980 (aardbevingen), 1990 (Italië verliest WK voetbal) en bij verschillende uitbarstingen van de Vesuvius.
Gaat het hier om de coronapandemie, de dood van voetballer Maradonna of staat de Vesuvius weer op uitbreken?

Opmerkelijk is, gezien zijn immense populariteit vooral in Zuid-Italië, het betrekkelijk geringe aantal afbeeldingen van Januarius.
De vroegste afbeelding van hem is een 5e-eeuws fresco in de genoemde catacombe.
Vanaf de 15e eeuw worden de ampullen met zijn bloed, vaak op een boek geplaatst, zijn gebruikelijke attributen.

Op het schilderij van Artemisia maakt Januarius, afgebeeld met staf en mijter van een bisschop, een zegenend 'temmend' gebaar over twee leeuwen en een beer.
Zijn zes gezellen naast en achter hem heffen een gebed aan.
Het schilderij mist het drama dat sommige eerder werken van haar kenmerkte, een aanpassing aan de heersende traditionele smaak in Napels.
Zij plaatste Januarius midden op het schilderij en concentreerde zich op de witte albe onder de gouden koormantel.
In het amfitheater op de achtergrond herkennen veel kunsthistorici de hand van een tweede schilder.

2 - Proculus en Nicea

Op een tweede werk van Artemisia Gentileschi beeldde zij een van de zes gezellen uit die samen met Januarius de marteldood stierven.
Het is Festus die diaken was in Pozzuoli.
Hij wordt hier rechts geflankeerd door zijn moeder Nicea.
De tekst op de bodem luidt:
S. PROCVLVS LEVITA ET NICEA EIVS MATER
MARTYRES ET CIVES PVTEOLANI
A.G.F.

[Sint Proculus diaken en Nicea zijn moeder
martelaren en burgers van Puteoli (nu:Pozzuoli)]
De signatuur A.G.F. rechts (A.G. als monogram) staat voor Artemisia Gentileschi Fecit, 'heeft het gemaakt'.

Na een verwoestende brand in de Dom van Pozzuoli in 1964 werden de kunstwerken die gered konden worden, overgebracht naar Napels.

3 - Aanbidding der wijzen

Het derde werk bestemd voor de Dom in Pozzuoli heeft Driekoningen als onderwerp.
Artemisia Gentileschi (1593-1652)

1 - San Gennaro nell'anfiteatro di Pozzuoli
2 - Procolo e Nicea
3 - L'Adorazione dei Magi
Olieverf op doek, elk 300 x 180 cm (±1635)
Napels - Museo Nazionale di San Martino
2016 Paul Verheijen / Nijmegen