Paul Verheijen

GOYA

Ludgardis

Schouwen

Lutgard van Tongeren (1182-1246) was een mystica.
Na een werelds leven verscheen Jezus aan deze dochter van een rijke burger uit Tongeren en van een verarmde edelvrouw. Hij toonde haar zijn door de lanssteek aan het kruis verwonde hart om haar te doen afzien van iedere liefde, behalve de liefde tot Hem, met de woorden: 'Zoek voort geen vleierij van dwaze liefde meer! Schouw hier wat gij beminnen en hoe gij beminnen moet!' Daarna wees Ludgardis alle partijen die zich aan haar aanboden af en droeg haar maagdelijkheid aan Christus op. Ze werd priorin van het benedictinessenklooster St-Catharina bij Sint-Truiden, maar ging uit verlangen naar strengere ascese in 1206 naar het cisterciënzerinnenklooster Aywières / Awirs. Zij onderwierp zich in het klooster vrijwillig aan zeer strenge geloofsregels en leidde een ascetisch leven, dat is beschreven door de Vlaamse dominicaan Thomas van Cantimpré (1201-1270/1272) in Vita piae Lutgardis.

Waarschijnlijk is het de abt Willem van Afflighem (1210-1297) geweest die het werk vervolgens in het Nederlands vertaalde als Het leven van Sinte Lutgart. Van deze vertaling zijn twee handschriften bewaard gebleven. Een daarvan bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen en wordt de Kopenhaagse Lutgart genoemd. Dit is het oudste omvangrijke Nederlandstalige handschrift dat bewaard is gebleven.

Verder wordt van Ludgardis verhaald hoe zij als een van haar beproevingen aan de maagd Maria verzoekt om de genadegave dat ze nooit Frans (‘Waals’) zal kunnen leren. Hierdoor wordt haar voettocht in Frankrijk een zware opgave. Een dergelijke genadegave sprak de Vlaamse beweging in de negentiende eeuw wel aan, en daarom riep ze Lutgard tot patrones van Vlaanderen uit.
De laatste jaren van haar leven was ze blind geworden vanwege de vele tranen die liet vloeien vanwege Christus' lijden.Bij haar heiligdom in Tongeren vinden nog de Sint-Ludgardisfeesten plaats.
Haar kerkelijke feestdag is op de door haar zelf voorspelde sterfdag, namelijk de tweede zondag na Trinitatis. In 1246 viel die op 16 juni.

Goya beeldt Ludgardis uit terwijl zij met open armen bidt tot een crucifix waarbij hij de gewonde zijde van Christus nadrukkelijk in beeld brengt.

Heilig Hart

Ludgardis was gezegend met visioenen, mystieke ervaringen, geduld en voorspellende gaven. Ze kende leviaties en gaf een nieuwe impuls aan de verering van Jezus' Heilig Hart.
De Heilig-Hart-devotie is een zeer gevoelige vorm van mystieke Jezus-spiritualiteit geweest. De wortels ervan zijn vooral te vinden in passages uit het Evangelie volgens Johannes:
Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en Hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken! “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’
(Johannes 7,37-38)
Het merkwaardige van Jezus' uitspraak hier is dat zijn citaat uit 'de Schrift' (Het Eerste Testament) daar nergens is te vinden.
Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit.
(Johannes 19,34)
Hierbij zou het hart van de Gekruisigde doorboord zijn. Dit vers werd tevens de bron van de sacramentenleer van de Kerk.

Het was Marguérite Marie Alacoque (1647-1690) (feestdag 16 oktober) die de tot dan toe lokaal beleefde devotie naar een over de hele Kerk verspreide en officieel erkende Jezus-beleving leidde, die vele katholieken van de 18e eeuw tot het tweede Vaticaanse concilie (1962-65) massaal inspireerde: Jezus' hart als symbool van zijn liefde tot het uiterste.
Clemens XIII (paus van 1758-1769) keurde voor enkele bisdommen een feest ter ere van het Heilig Hart in dat door Pius IX (paus van 1846-1878; feestdag 7 februari) voor de hele kerk werd uitgebreid. Leo XIII (paus van 1878-1903) ging zo ver dat hij de hele mensheid aan het Heilig Hart toewijdde.
Steden werden verrijkt met Heilig-Hart-beelden op pleinen. In katholieke huiskamers gloeide een rood elektrisch lampje voor een gipsen, zoetelijke, op zijn doorboorde hart wijzende Jezus (zie afbeelding). Massa's vromen trachtten met misbezoek en communie de cyclus van negen 'eerste vrijdagen' te vieren om daarmee het hemelse heil te verwerven.
Pius XII (paus van 1939-1958) verdedigde in zijn encycliek Haurietis auquas de devotie tegen opkomende kritiek, maar wees ook excessen aan.

Het hoogfeest van het Heilig Hart wordt op de liturgische kalender gevierd op de derde vrijdag of zondag na Pinksteren en valt de meeste jaren in de maand juni. Daarom wordt de maand juni soms wel de 'Maand van het Heilig Hart' genoemd.
Francisco José de Goya y Lucientes (1746-1828)
Santa Lugarda (1787)
Olieverf op doek, 220 x 160 cm
Valladolid - Real Monasterio de San Joaquin y Santa Ana
2016 Paul Verheijen / Nijmegen