Paul Verheijen

JAUME HUGUET

Vincentius van Zaragoza

Overwinnende

Vincentius van Zaragoza, de oudste Spaanse martelaar, wordt door het Roomse Martelaarsboek op 22 januari als volgt herdacht:
Te Valencia in Spanje de heilige leviet Vincentius, martelaar. Onder de goddeloze landvoogd Dacianus moest hij kerkerstraffen, uithongering, de folteringen van de pijnbank, ontwrichting van zijn ledematen, marteling met gloeiende platen, en met een gloeiende ijzeren rooster en nog andere pijnigingen verduren en zo ging hij ten hemel op, om de beloning van zijn martelaarschap te ontvangen. De heerlijke zegepraal van zijn marteldood heeft Prudentius in een gedicht keurig beschreven, terwijl de zalige Augustinus en de heilige paus Leo die met de hoogste lof hebben verheven.
Tot 1969 werd Vincentius op deze dag vereerd samen met Stefanus en Laurentius.

Over het leven van Vincentius van Zaragoza bestaan geen historisch betrouwbare bronnen.
Het verhaal van zijn in alle opzichten gruwelijk beschreven martelaarschap is dus grotendeels legendarisch, zoals dat het geval is voor veel meer van de vroegchristelijke martelaren.
Vincentius zou behoren tot de zeven mannen die door Sixtus II tot diaken zijn gewijd.
Volgens sommige, meest Spaanse, legenden zou Vincentius een broer geweest zijn van een van deze diakens, namelijk Laurentius.
De martelaarsgeschiedenissen van beiden vertonen sterke overeenkomsten, specifiek het gegeven dat beiden zijn geroosterd.
Onder knop hieronder is - voor lezers met een sterk gestel - de hagiografie te lezen uit hoofdstuk 25 van de Legenda Aurea.


Vincentius, edel van afkomst, maar edeler nog van geloof en godsdienstzin, was een diaken van de heilige bisschop Valerius. Omdat de bisschop moeite had met spreken, had hij zijn taken aan hem toevertrouwd en wijdde zichzelf aan gebed en beschouwing.
Op bevel van stadhouder Dacianus werden zij beiden naar Valencia weggevoerd en opgesloten in een akelige gevangenis. Toen hij aannam dat ze bijna van de honger waren bezweken, liet hij hen voor zich roepen. Maar toen hij zag dat ze gezond en vol vreugde waren, werd hij kwaad en bulderde: 'Wat hebt u te zeggen, Valerius, u die onder dekmantel van de godsdienst de besluiten van de keizers schoffeert?' Omdat de heilige Valerius nogal zacht antwoordde, zei Vincentius tegen hem: 'Wees zo goed, eerbiedwaardige vader, en prevel niet alsof u niet durft. Spreek vrijuit met luide stem. Als u het mij opdraagt, heilige vader, zal ik de rechter van repliek dienen.' Valerius antwoordde: 'Mijn dierbare zoon, al eerder heb ik jou de zorg voor het spreken toevertrouwd. Nu vertrouw ik je de verdediging toe van het geloof waarvoor wij hier staan.' Daarop wendde Vincentius zich tot Dacianus en zei: 'Tot nu toe hebben we u horen oreren over het loochenen van het geloof. Maar u moet weten dat het voor het besef van de christenen misdadig is God te lasteren door Hem verering te weigeren.'
Dacianus werd kwaad en veroordeelde de bisschop tot de ballingschap, maar Vincentius, dat weerspannig en ingebeeld jongmens, liet hij bij wijze van afschrikwekkend voorbeeld op het folterpaard spannen om al zijn leden uiteen te trekken. En terwijl zijn lichaam helemaal uit elkaar werd getrokken, zei Dacianus: 'Zeg me eens, Vincentius, wat vind je nu van je armzalige lichaam?' Maar die antwoordde glimlachend: 'Dit is wat ik altijd heb gewenst.' Woedend begon de stadhouder hem te dreigen met alle mogelijke folteringen als hij niet wilde toegeven. Maar Vincentius zei: O, wat heb ik een geluk! Hoe feller u tegen mij tekeer denkt te gaan, des te meer bent u mij ter wille. Vooruit, dus, ongelukkige, leef u uit met alle kwaadaardigheid die in u is. U zult zien dat ik door de kracht van God meer vermag als gefolterde dan u als folteraar.' Hierop begon de stadhouder te tieren en de beulen met stokken en knuppels te slaan. Vincentius zei: 'Wat zegt u me daarvan, Dacianus? Kijk, nu bent u het zelf die mij wreekt op mijn bewakers!' De stadhouder raakte buiten zichzelf en zei tegen de beulen: 'Ellendelingen, jullie bereiken niets! Waarom laten jullie handen het afweten? Echtbrekers en vadermoordenaars konden jullie klein krijgen. Die konden onder jullie martelingen niets verborgen houden. En nu heeft Vincentius heel alleen kunnen zegevieren over die folteringen van jullie!' Toen staken de beulen ijzeren kammen zo diep tussen zijn ribben, dat het bloed uit zijn hele lichaam stroomde en zijn ingewanden blootlagen doordat de aanhechtingen van de ribben los waren geraakt. En Dacianus zei: 'Heb medelijden met jezelf, Vincentius, dan zul je je prachtige jeugd terugkrijgen en voor de overige folteringen gespaard worden.' Vincentius antwoordde: 'O giftige duivelstong, voor uw folteringen ben ik niet bang. Het enige waar ik beducht voor ben, is dat u doet alsof u het goed met mij meent. Want hoe kwader ik u zie, hoe meer ik juich. Verminder vooral de folteringen niet; dan zult u moeten bekennen dat u in alle opzichten de verliezer bent.'
Toen werd hij van het folterpaard afgenomen en naar de plaats van de vuurstraf gevoerd. Hij verweet de beulen hun getreuzel en haastte zich opgewekt naar de folterplaats. Uit eigen beweging klom hij op het rooster en werd geroosterd, geschroeid en geblakerd. In al zijn ledematen stak men ijzeren haken en gloeiende platen. De vlammen werden met bloed besproeid, wonden in wonden gedrukt. Bovendien strooide men zout op het vuur om te maken dat het tegen zijn doorwonde lichaam sprong en in de knetterende vlammen de pijn nog verergerde. Het waren niet meer zijn ledematen, maar zijn ingewanden die met pijlen werden beschoten, ja, de ingewanden zelf gleden uit het lichaam naar buiten. Onder dit alles bleef hij onbewogen en bad, zijn ogen omhooggericht, tot de Heer. Toen de knechten dit aan Dacianus meldden, zei deze: 'O wee, wij verliezen. Maar laat hem dan nu juist langer leven in deze martelingen: sluit hem op in de smerigste kerker, gooi die vol met vlijmscherpe scherven, zet zijn voeten vast in het blok en laat hem daar, uitgestrekt op de scherven, zonder enige menselijke troost alleen. En wanneer hij bezweken is, laat het me weten.' De wrede knechten deden zo snel mogelijk de zin van hun nog wredere meester. Maar zie, de Koning voor wie de soldaat leed, liet de foltering verkeren in heerlijkheid. Want de duisternis van de kerker werd verdrevendoor een onmetelijk licht, de scherpte van de scherven veranderde in de zoetheid van allerlei bloemen, zijn voeten werden losgemaakt en hij verkwikte zich aan de kostbare troost van engelen. En terwijl hij psalmzingend met de engelen over de bloemen wandelde, verspreidden zich het lieflijke gezang en de heerlijke bloemengeur tot ver in de omtrek. Verlamd van schrik zagen de bewakers door de kieren van de kerker wat er binnen gebeurde en bekeerden zich tot het geloof. Maar toen Dacianus dit hoorde, raakte hij buiten zinnen en zei: 'Wat kunnen we nog meer met hem doen? Want kijk maar, we zijn verslagen. Laten we hem naar een bed brengen en hem op zachte kussens neerleggen. We moeten hem niet nog roemrijker maken doordat hij bezwijkt tijdens de folteringen. Nee, laat hij liever weer op verhaal komen en gestraft worden met nieuwe kwellingen.' Men legde hem dus op een zacht bed en hij rustte een weinig; meteen daarna gaf hij de geest, omstreeks het jaar des Heren 287, onder Diocletianus en Maximianus.
Toen Dacianus dit hoorde, was hij woedend dat hij zo de nederlaag had geleden en zei: 'Bij zijn leven heb ik hem niet klein kunnen krijgen, maar ik zal hem tenninste straffen na zijn dood. Ik zal bevrediging vinden in zijn straf, ook al heb ik de overwinning niet mogen smaken' Op bevel van Dacianus legde men zijn lichaam op een open veld om door vogels en wilde dieren verslonden te worden. Maar dadelijk werd het door een wacht van engelen omgeven en beschermd tegen de beesten. En een raaf, anders een vraatzuchtig dier, joeg grotere vogels met zijn vleugelslagen weg en verdreef met gepik en gekrijs een wolf die kwam aangerend. Daarop zag men hoe de vogel zijn kop omdraaide en onbeweeglijk naar het heilige lichaam tuurde, vol verbazing over de engelenwacht. Toen Dacianus dat hoorde, zei hij: 'Ik geloof dat ik hem zelfs na zijn dood niet kan verslaan.' Hij liet een reusachtige molensteen aan het lichaam vastbinden en het zo in zee gooien, opdat wat op het land niet door de dieren kon worden opgegeten, tenminste in het water door de monsters van de zee zou worden verslonden. Schippers brachten zijn lichaam naar zee en lieten het zinken, maar sneller dan de schippers bereikte het lichaam de kust. Het werd door een voorname vrouw en haar gezelschap op aanwijzing van de heilige zelf gevonden. Zij gaven het een waardige begrafenis.
(Legenda Aurea 25,7-67)

Retabel

In de middeleeuwen werd Vincentius in heel Europa vereerd: zijn feestdag op 22 januari werd in het handelsverkeer een belangrijke vervaldatum.
Hij beschermde de belangrijke gilden der wevers, vanwege zijn eerst te Zaragoza en vanaf 531 in Frankrijk vereerde tuniek, wijnboeren, omdat Vincent werd verstaan als vin cent / vin saint en houthakkers.
Zijn kleding is vanaf de middeleeuwen een dalmatiek, het liturgische gewaad van een diaken.
Attributen als rooster of pijnbank, bloemen, haken, mijlpaal en raven hebben naast martelaarspalm of boek betrekking op details uit zijn legendarische passie, een schip op de translatie naar Lissabon, een druiventros op zijn patronage.

De vijf afbeeldingen op deze pagina zijn panelen geschilderd door Jaume Huguet en behoorden tot een groot altaarretabel in de kerk van San Vicente de Sarria in Barcelona.
Dit retabel bevatte meer panelen, waarvan het Museu Nacional d'Art de Catalunya in Barcelona er 9 in bezit heeft.
De panelen 6, 7 en 8 zijn van een schilder met de noodnaam 'Meester van Castelsardo' en paneel 9 is van een andere anonieme kunstenaar zonder noodnaam.
Jaume Huguet (1412-1492)
San Vicente(1455-60)
1 - Vincentius door Valerius tot diaken gewijd, 176 x 98 cm
2 - Vincentius door stadhouder Dacianus veroordeeld, 176 x 98 cm
3 - Vincentius wordt gemarteld, 166 x 97 cm
4 - Vincentius ondergaat een vuurmarteling, 166 x 97 cm
5 - Vincentius' relieken worden vereerd, 166 x 97 cm
Olieverf op panelen
Barcelona - Museu Nacional d'Art de Catalunya
2016 Paul Verheijen / Nijmegen