Paul Verheijen

CHRISTOFFEL

Hondekop - Reisheilige - Legenda Aurea

Hondekop

De legende van Christoffel is ontstaan in de wereld van het oosterse christendom, resulterend in een mengelmoes van vóórchristelijke opvattingen en vrome fantasie.
Vermoedelijk is Christoffel een versmelting van drie historische martelaren die ter dood waren gebracht in 250 en 303.

In de 5e eeuw werden aan de oostelijke oever van de Bosporus relieken van een verder onbekende martelaar Christophoros vereerd.
De gnostieke Akten van Bartolomeus uit diezelfde tijd schrijft dat apostelen op hun reis door Partië begeleid worden door een man, Christianus, een zogenaamde kynokephalos, in het Latijn canineus, een reusachtige menseneter met een hondekop.

Uiterlijk in de achtste eeuw raakt het verhaal over de martelaar vermengd met een fantasieverhaal over een hondskoppige kannibaal van reusachtige gestalte.
In een oosterse Passio uit de 8e eeuw werd een zekere Reprobus door de apostelen gedoopt en kreeg hij naast de naam Christophoros (van zijn soortgenoot uit de genoemde Akten) ook de menselijke spraak.
Hij predikte, verrichtte wonderen zoals het laten ontspruiten van zijn dorre reisstaf, bekeerde koning Dagus (Decius?) en was in de kerker bestand tegen bekoringen van meisjes, die hij tot bekering bracht en die met hem de marteldood stierven.
Tenslotte kwam hij, ongeschonden door vele martelingen (een op de heilige afgeschoten pijl trof daarbij de koning) om door het zwaard.

Volgens weer latere versies vroeg Christoffel God om een hondekop om verschoond te blijven van aardse verzoekingen en kwam hij aan zijn einde doordat hij met een molensteen om de hals in een rivier werd gegooid, waarna alle tegenstanders van de held vervolgens ten onder gingen.

Een van de versies van deze Passio, aangeduid als BHL 1766, raakt wijd verbreid in de westers-christelijke wereld.
Later wordt deze versie aangevuld met een inleiding waarin Christoffel het Christuskind over het water draagt.
Deze inleiding overheerst uiteindelijk de oorspronkelijke legende.

De legende van Christoffel is voor een deel ook te beschouwen als een verchristelijking van de mythe van de Egyptische god Anubis die Horis, zoon van de zonnegod Ra, over de Nijl droeg.
Anubis werd altijd met de kop van een jakhals afgebeeld.
Op oosterse iconen heeft Christoffel het hoofd van een hond en draagt hij gewoonlijk een crucifix en niet het Kind Jezus*.
* Afbeelding: 1685 - Anoniem (Athene - Byzantijns Museum)

Reisheilige

Christoffel werd beschermheilige van alle reizigers en Christoffel-medailles zijn / waren een bekend attribuut in auto's.
In Nederland werden in verschillende plaatsen Christoffelbroederschappen opgericht specifiek voor het inzegenen van voertuigen.
Dit gebeurde onder andere in Tilburg, Hoeven en Roermond.
De wijding in Tilburg die in 1926 plaatsvond, in navolging van Frankrijk en België, was vermoedelijk de eerste in Nederland.

Christoffel is verder bekend als pestheilige en een van de veertien noodhelpers.
Zijn feestdag op de kerkelijke kalender is 24 juli of 25 juli, maar sinds 1969 is hij daarvan officieel geschrapt, zijnde té legendarisch.
Enkele verschillende oosterse kerken herdenken hem op 28 april, 9 mei of 10 juni.

Legenda Aurea

Het verhaal van de Christusdrager is vooral bekend geworden door hoofdstuk 96 van de Legenda Aurea. Deze versie van Jacobus de Voragine is gebaseerd op oudere versies van de legende en bevat 'herschrijvingen' van verhalen uit het Eerste en Tweede Testament. De martelingen en verzoekingen die Christoffel ondergaat zijn weinig anders dan die van andere martelaren uit de eerste eeuwen van het christendom volgens hun meestal legendarische Vita. Opvallend is dat hij Christoffel aan het begin niet canineus (hondachtige) noemt, maar cananaeus (Kanaäniet).


Het verhaal speelt zich af in Klein-Azië in de tijd toen het Christendom daar verbreid werd.
Christoffel was Kanaäniet, abnormaal lang en had een afschrikwekkend uiterlijk, zoals men in sommige geschriften over hem lezen kan. Toen hij eens in aanraking kwam met een van de vorsten van Kanäan, kwam het verlangen in hem op de voornaamste vorst van de wereld te zoeken en voortaan aan zijn hof verblijf te houden. Al zwervende ontmoette hij een koning, van wie men vertelde dat hij nergens zijns gelijke had. De koning zag hem en nam hem in dienst. Bij deze bleef hij wonen, tot er een speelman verscheen die een liedje zong, waarin meermalen de duivel werd genoemd. Omdat de koning een christen was, sloeg hij telkens als hij de duivel hoorde noemen, een kruis over zijn aangezicht. Toen Christoffel dit zag, verwonderde hij zich zeer en hij vroeg de koning waarom hij dat teken maakte. De koning wilde geen antwoord op die vraag geven. 'Zegt ge mij dat niet,' zei Christoffel, 'dan wil ik hier niet langer blijven wonen.' Nu was de koning wel genoodzaakt de waarheid te vertellen. En hij zei: 'Als ik de duivel hoor noemen, dan sla ik dit kruis om hem onschadelijk te maken; ik ben bang dat hij mij kwaad zal doen.' 'Zijt gij bang voor de duivel,' zei Christoffel, 'dan heeft hij meer macht dan gij; dan heb ik blijkbaar niet de machtigste vorst op aarde gevonden. Dus moet ik u verlaten om de duivel te zoeken en hem te dienen.'
Hij vertrok en ging de duivel opsporen. Rijdende door een wildernis, zag hij een troep ridders, en een van hen zag er wreed en boosaardig uit. 'Waar gaat ge heen?' vroeg de ridder. 'Ik ga de opperste der duivelen zoeken om hem als heer te erkennen.' 'Wel,' zei de duivel, 'ik ben degene die u zoekt.' Christoffel verheugde zich zeer. Hij beloofde de knecht van de duivel te zullen blijven. Ze reden met elkander voort tot zij aan de kant van de weg een kruisbeeld zagen staan. Nauwelijks had de duivel dit beeld gezien, of hij verliet de goede weg en drong door de struiken. 'Waarom kiest ge zo'n omweg?' vroeg Christoffel. De duivel gaf geen antwoord. 'Zegt ge mij dat niet, dan kan ik u niet langer gehoorzamen,' zei Christoffel. Toen zei de duivel: 'Lang geleden heeft men een man aan het kruis genageld die Jezus Christus heette, en als ik dit kruisteken zie, word ik bang en vlucht.' 'Dan is die Christus machtiger dan gij,' zei Christoffel. 'Weer heb ik vergeefs gezocht. Ik ga u verlaten en Jezus zoeken.'
Toen hij lang gezocht en gedwaald had en overal had gevraagd waar hij Christus kon vinden, kwam hij bij een kluizenaar die hem het christelijke geloof leerde kennen.
De heremiet zei tegen Christoffel: 'De koning die gij wilt dienen, vraagt u zoveel mogelijk te vasten.'
Christoffel zei: 'Laat hij een andere dienst van mij eisen, want dat kan ik niet doen.'
'Ge zult ook veel gebeden moeten uitspreken.'
'Ik weet niet wat dat zijn,' antwoordde Christoffel, 'deze dienst kan ik hem ook niet bewijzen.'
Toen zei de kluizenaar: 'Weet ge wel waar de rivier is die veel mensen dagelijks overtrekken met grote moeite en grote schade?'
'Die weet ik,' zei Christoffel.
'Ge zijt lang en sterk; wilt ge bij die rivier de wacht houden en de mensen die naar de andere kant moeten, daarover dragen? De koning die ge wilt dienen, zal zich daarover verheugen en ik hoop dat hij u eenmaal verschijnen zal.'
Christoffel zei: 'Deze dienst kan ik wel doen terwille van de machtigste koning ter wereld.'
Hij ging nu naar de rivier en bouwde daar een hut om te wonen; hij nam een stevige stok in zijn hand om niet door het water te worden meegesleurd en hij droeg iedereen over die dat wilde.
Lange tijd daarna zat hij in zijn huisje en hij hoorde een kinderstem roepen: 'Christoffel, kom en haal mij over.'
Onmiddellijk ging hij naar buiten, maar hij vond niemand. Teruggekeerd in zijn hut, hoorde hij voor de tweede keer de kinderstem: 'Christoffel, kom en haal mij over.'
Opnieuw ging hij naar buiten, maar weer was er niemand. Toen hij weer in zijn huisje was gekomen, hoorde hij voor de derde keer roepen: 'Christoffel, haal mij over.'
Weer ging hij naar buiten en nu zag hij een kindje zitten aan de overzijde. Het vroeg hem of hij hem over wilde dragen. Christoffel waadde door de rivier, zette het kind op zijn schouders en nam de lange stok om er zich in de rivier mee te steunen. Terwijl hij het kind overdroeg, ontdekte hij dat het hoe langer hoe zwaarder werd. En ook bemerkte hij dat het water in de rivier begon te wassen. Christoffel vreesde dat hij de overkant niet zou kunnen bereiken. Toch worstelde hij verder en meer dood dan levend slaagde hij erin het kind en zichzelf te redden. En hij zei tegen het kindje: 'Je hebt mij in grote moeilijkheden gebracht; je werd hoe langer hoe zwaarder en het water werd voortdurend hoger. Als ik de hele wereld op mijn schouders had gedragen, zou de last kleiner zijn geweest dan nu.' Toen antwoordde het kind: 'Christoffel, verwonder u niet. Gij had niet alleen de hele wereld op uw rug, maar ook hem die de wereld heeft geschapen. Ik ben Christus, die ge in al uw werken dient. En om u te laten zien dat ik inderdaad Christus ben, zal er een wonder geschieden. Zet uw stok naast uw huis in de aarde, en ge zult morgen zien dat hij bloeit. En ook zal hij vruchten dragen.' Onmiddellijk na die woorden verdween het kind.
Christoffel deed wat hem was gevraagd. En hij zag de volgende dag dat de stok bloeide en vruchten droeg.
Nadat hij dit wonder had aanschouwd, verliet Christoffel de rivier om het christendom te gaan verkondigen.
Hij kwam te Salon, een stad in Lycië (een gebied in Klein-Azië). En de christenen die men daar pijnigde, vertroostte hij en versterkte hen in hun geloofsovertuiging. Een van de ongelovige ridders sloeg hem in het aangezicht. En hij zei: 'Was ik geen christen, dan zou ik terstond dit onrecht wreken.'
Hij zette zijn staf in de grond; omdat hij zijn vijanden wilde bekeren, bad hij God dat de stok zou gaan bloeien. Terstond gebeurde dat en achtduizend mensen werden christen. De koning die dit hoorde, zond tweehonderd ridders, die Christoffel naar hem moesten brengen. Zij vonden Christoffel verzonken in gebed en vreesden hem. Toen zond de koning nog tweehonderd ridders.
Die zagen de heilige in gebed en baden met hem. Na het gebed stond Christoffel op en vroeg hun: 'Wat zoekt ge?' Toen zij zijn aangezicht zagen, zeiden zij: 'De koning heeft ons tot u gezonden om u gevangen te nemen en u bij hem te brengen.'
'Wilde ik niet, gij zoudt mij daar niet kunnen brengen, gebonden noch ongebonden.'
Zij antwoordden: 'Wilt ge niet komen, dan zullen wij de koning zeggen dat wij u niet hebben gevonden.'
'Zo zal het niet gebeuren,' zei Christoffel, 'ik zal met u gaan.'
Christoffel bekeerde hen, liet zich de handen op de rug binden en zich gebonden naar de koning leiden. Toen de koning hem zag, werd hij bang en hij vroeg Christoffel hoe hij heette en waar hij vandaan kwam. Christoffel zei: 'Voor ik gedoopt was, heette ik Verstoten, maar nu heet ik Christoffel.'
'Ge hebt u een zotte naam laten geven,' zei de koning. 'naar Christus die gekruisigd is en zichzelf niet heeft kunnen redden. Zeg, tovenaar van Kanäan, waarom aanbidt ge onze goden niet?'
'Gij zijt de dood der wereld en de gezel van de duivel. Uw goden zijn mensenwerk.'
De koning zei: 'Ge zijt opgevoed onder wilde beesten; daarom kunt ge niet anders spreken dan beestelijk, wat niemand kan verstaan. Aanbad ge onze goden, dan zoudt ge grote eer ontvangen. Maar nu ge die niet wilt, zal ik u laten pijnigen.'
Christoffel bleef weigeren en daarom liet de koning hem in een kerker werpen. En hij liet de ridders die Christoffel had bekeerd, om Christus' wil onthoofden.
Daarna liet de koning in de gevangenis van Christoffel sluiten twee schone jonkvrouwen: Nycena en Aquilla. Christoffel begon te bidden. En toen de jonkvrouwen hem trachten te verleiden, stond hij op en zei: 'Wat zoekt ge hier? En om welke redenen zijt gij hier gekomen?' De vrouwen werden bang en zeiden: 'Heilige man, ontferm u over ons. Wij willen de god leren kennen over wie gij spreekt.'
Toen dit aan de koning werd meegedeeld, liet hij hen voor zich komen en hij zei: 'Zijt ge ook verdwaasd? Ik zweer u: als gij niet offert aan onze goden, zult ge een kwade dood sterven.'
Zij antwoordden hem: 'Wilt ge dat wij aan uw goden offeren, zo laat dan de straten zuiveren en roep de mensen samen in de tempel.'
Toen dit geschied was en deze jonkvrouwen in de tempel waren gekomen, namen zij hun gordels, bonden hun riemen om de hals der goden, trokken ze naar beneden en braken ze in stukken.
En zij zeiden tegen hen die bij hen stonden: 'Ga en haal medicijnen om uw goden te genezen.'
Toen liet de koning de beide vrouwen ter dood brengen. Hierna bracht men Christoffel voor de koning en die liet hem slaan met ijzeren roeden en hij zette hem een ijzeren, gloeiende helm op het hoofd. En daarna liet hij een ijzeren fornuis maken en Christoffel daarop binden; en men liet daarin een vuur branden. Maar het fornuis smolt als was en Christoffel kwam ongedeerd te voorschijn.
Daarna liet de koning hem aan een paal binden en hij gaf bevel dat vierhonderd ridders hem zouden doorschieten. Maar de pijlen bleven in de lucht hangen en geen enkele kon Christoffel raken. De koning dacht dat hij door de schutters was gedood en bespotte hem. Onmiddellijk daarna viel een van de pijlen uit de lucht en trof de koning in de ogen, waardoor hij blind werd.
Christoffel zei: 'Morgen zal ik sterven. Maar gij, tiran, zult zalf maken van mijn bloed en daarmee uw ogen bestrijken en daardoor zult ge genezen worden.'
Toen liet de koning hem het hoofd afslaan.
En de koning nam een beetje van zijn bloed, streek het op zijn ogen en hij zei: 'In de naam van Christoffels God.' En terstond was de koning genezen.
Toen geloofde de koning en hij gaf bevel, dat hij die God of Christoffel bespotte, zou gedood worden met het zwaard.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen