Paul Verheijen

VAN EYCK

Laatste werk


Kopie

In zijn Schilderboek noemt Karel van Mander bij de behandeling van Jan en Hubert van Eyck het volgende werk:
In de kerk en proosdij van Sint-Maarten te Ieper was van Jan een tafereel dat Maria met een abt in biddende houding voorstelde. De deuren waren niet voltooid en bestonden uit elk twee perken, waarop zinnebeeldige figuren voorkwamen die betrekking hadden op Maria. Zo is er een brandende egelantier, het vlies van Gideon en dergelijke zaken. Dit werk was meer hemels dan aards van karakter.
Dit drieluik werd in 1439 begonnen door Jan van Eyck in opdracht van Nicolaas van Maelbeke, de proost van de Sint-Maartenskerk in Ieper en op het middenpaneel is hij de knielende abt.
Bij Jans overlijden in 1441 bleef de triptiek onafgewerkt.
Het werd afgewerkt door het atelier onder leiding van Jan’s broer, Lambert en werd geïnstalleerd in de kooromgang van de Ieperse kerk.
De Maelbeke Madonna verwierf grote bekendheid als laatste werk van de grootste van de Vlaamse Primitieven en er werden veel kopieën van gemaakt, zowel geschilderde als getekende.
Verschillende kroniekschrijvers en reizigers uit de 17e en 18e eeuw vermelden een Ieper Madonna in de kathedraal van Ieper.
In 1757 werd het werk overgebracht naar het bisschoppelijk paleis, maar het ging verloren tijdens de Franse bezetting van Nederland 1792–1815.
De afbeelding op deze pagina is van een kopie uit 1629.
Het werd geschilderd door een anonieme Vlaamse kunstenaar in opdracht van Pieter Wyts, zodat nu zijn gezicht op de abt is overgeschilderd.
Het drieluik dat vooral een memoriefunctie heeft, is volledig gewijd aan Maria's rol als voorspreker.
De roem van deze triptiek van Van Eyck was waarschijnlijk de voornaamste reden voor Wijts, kanunnik en cantor van de Sint-Maartenskerk, een kopie ervan te bestellen.
Ten opzichte van het oorspronkelijke werk voert de kopiist enkele flinke wijzigingen door.
Zo is het portret van Van Maelbeke zoals gezegd vervangen door de beeltenis van Wijts, maar ook de proost-staf werd vervangen door een staf van een cantor, aansluitend bij Wijts' functie en moest Aäron op het rechterluik onder plaats maken voor de figuur van een (anonieme?) zanger.
De Madonna staat in een kathedraal met een gewelfd plafond en is gekleed in een scharlaken mantel.
Ze houdt het Christuskind in haar armen terwijl de donor knielt voor haar.
Hij draagt een rijk geborduurde groene koormantel en heeft een getijdenboek in zijn rechterhand.
De banderol die het Kind uitrolt bevat een ingekorte tekst uit de Latijnse Vulgaatvertaling van Matteüs 11,29-30:
... discite a me quia mitis sum et humilis corde ... iugum enim meum suave est et onus meum leve
'... leer van mij want ik ben zachtmoedig en nederig van hart ... want mijn juk is zacht en mijn last is licht.'

Maagd Maria

De 'deuren', zijluiken, staan geheel in het teken van de maagdelijkheid van Maria en zijn waarschijnlijk sterk beïnvloed door het Speculum Humanae Salvationis (in het Nederlands vertaald als Spiegel der menselijke zaligheid of Spiegel der menselijke behoudenis.
Dit populair-theologisch werk werd aan het begin van de 14e eeuw in het Latijn geschreven en omvat ruim veertig hoofdstukken, waarin steeds een bepaalde gebeurtenis uit het Tweede Testament wordt gekoppeld aan gebeurtenissen uit het Eerste Testament.

In hoofdstuk 7 wordt de annunciatie onder andere gekoppeld aan de verhalen van Mozes en het brandende braambos en Gideon en de vliestest (Rechters 6).

De 'brandende egelantier' waarover Van Mander schrijft, verwijst op het linkerluik boven dus naar het verhaal van Mozes en de brandende braambos. Christelijke kerkvaders interpreteerden dit visioen als een profetie van de komst van Christus uit de maagd Maria (het braambos verteert immers niet). Het is een merkwaardige voorstelling met God tronend op een grote heester.

In het 'vlies van Gideon' daaronder zien we de engel van JHWH verschijnen aan Gideon die bezig is de tarwe te dorsen, waarna Gideon wordt geroepen als rechter op te treden om het volk te bevrijden van de Midjanieten en Gideon tot twee keer toe om een test met een wollen vacht, 'het vlies', vraagt (Rechters 6). Sinds de 12e eeuw geldt het wonder van het vlies dat droog bleef, terwijl alles eromheen nat was van dauw, eveneens als een voorafbeelding van Maria’s maagdelijkheid.

'En dergelijke zaken' zien we op het rechterluik.
Van Mander weet het blijkbaar niet precies, maar ook hier biedt het Speculum uitkomst, want in hoofdstuk 4 wordt de geboorte van Maria gekoppeld aan de profeet Ezechiël:
Toen bracht de man me terug naar de oostelijke buitenpoort van het heiligdom; die was gesloten. En JHWH zei tegen mij: 'Deze poort moet gesloten blijven. Hij mag niet geopend worden en niemand mag erdoor naar binnen, want JHWH, de God van Israël, is erdoor naar binnen gegaan. Daarom moet hij gesloten blijven.'
(Ezechiël 44,1-2)
In het bovenregister is die poort afgebeeld.

In hoofdstuk 8 wordt de geboorte van Christus gekoppeld aan het verhaal van de staventest waarbij de staf van Aäron in bloei komt te staan (Numeri 17,16-26).
Oorspronkelijk was in het onderregister Aäron afgebeeld, maar hij werd zoals gezegd vervangen door een zanger.

Hemels Altaar

Ook de gesloten luiken staan in verband met het Speculum.
Want in datzelfde hoofdstuk 8 wordt een verband gelegd met een middeleeuwse legende die ook in de Legenda Aurea is te lezen.
Die vertelt dat men keizer Octavianus wil voorzien van de goddelijke titel 'augustus'.
De keizer wil eerst van een profeterende sibille weten of er ooit op aarde een mens geboren gaat worden die groter is dan hij.
Nu geschiedde het dat op de dag van Christus' geboorte de sibille bij de keizer in zijn kamer was.
Midden op de dag verscheen een gouden kring om de zon en midden in die cirkel stond de allermooiste maagd bij een altaar en hield een kind op haar schoot.
Een stem sprak: Haec est ara coeli, 'dit is het altaar van de hemel', waarop de sibille tegen de keizer zei dat dit Kind groter is dan hij en dat hij het moet aanbidden.
De kamer van de keizer werd daarna gewijd ter ere van Maria en werd genoemd de Sancta Maria Ara Coeli.*

Bovenin zien we in twee ovalen de Madonna met Kind naast drie trompetterende engelen, terwijl onder de sibille en Augustus omhoog kijken naar het visioen.
* In de 12e eeuw werd de kerk Sancta Maria in Capitolio in Rome herdoopt in Sancta Maria in Aracoeli omdat men meende dat de kerk gebouwd was naast het altaar dat keizer Augustus had opgericht ter ere van de Zoon Gods.
Jan van Eyck (ca 1390-1441) (anonieme kopie)
Madonna (Ieper / Maelbeke / Wijts Triptiek) (1439) (kopie: 1629)
Olieverf op eiken panelen, middenpaneel 176 x 99 cm en zijpanelen 173 x 41 cm
Brugge - Groeningemuseum
2016 Paul Verheijen / Nijmegen