Paul Verheijen

TRAVESTIETEN

Jacobus de Voragine beziet in zijn Legenda Aurea de verhouding tussen man en vrouw overduidelijk met mannelijke maar ambivalente blik. Hij huldigt de mannelijke superioriteit, maar is ook gefascineerd voor de heiligheid van vrouwen: uiteraard Maria, maar ook zondaressen die tot bekering komen.
Een bijzondere categorie zijn enkele travestieten, heilige vrouwen die als man vermomd hun leven doorbrengen in een mannenklooster of als kluizenaar. Aan hen besteedt hij vijf hagiografieën:
  • Marina van Alexandrië/Bythinië (hoofdstuk 79) (Marinus; feestdag 18 juni)
  • Theodora van Alexandrië (hoofdstuk 88) (Theodorus; feestdag 11 september)
  • Eugenia van Rome (hoofdstuk 130) (Eugenius; 25 december)
  • Pelagia van Antiochië (hoofdstuk 146) (Pelagius; feestdag 8 oktober)
  • Margarita (hoofdstuk 147) (Pelagius; feestdag 8 oktober)
De laatste twee kunnen identiek zijn.

Marina van Alexandrië/Bythinië


De maagd Marina was het enige kind van haar vader. Toen de vader in een klooster intrad, kleedde hij zijn dochter anders aan, zodat ze er niet als een meisje maar als een jongen uitzag, en hij vroeg de abt en de broeders of ze zijn enige zoon wilden opnemen. (afb) Die gaven gehoor aan zijn verzoek en ze werd als monnik opgenomen en door iedereen broeder Marinus genoemd. Ze leidde een zeer godsdienstig leven in grote gehoorzaamheid. Toen ze zevenentwintig jaar was en haar vader zijn dood voelde naderen, riep hij zijn dochter bij zich.
Ze was vaak met de ossenkar op weg om hout te halen voor het klooster en ze overnachtte dan gewoonlijk in het huis van een man. Toen diens dochter een kind verwachtte van een ridder en daarover ondervraagd werd, beweerde ze dat de monnik Marinus haar had verkracht. Men vroeg Marinus waarom hij die grote schanddaad had begaan; hij bekende dat hij had gezondigd en vroeg om vergiffenis. Op staande voet uit het klooster gezet, ging hij bij de poort van het klooster wonen. Hij bleef daar drie jaar lang en hield zich in leven met een beetje brood.
Toen het kind niet meer aan de borst was, werd het naar de abt gestuurd en vervolgens aan Marinus overgedragen om het groot te brengen. Het kind bleef nog eens twee jaar bij hem. Marinus aanvaardde alles met het grootste geduld en bracht in alles dank aan God. Uiteindelijk kregen de broeders medelijden met zijn nederigheid en zijn geduld. Ze namen hem weer in het klooster op en lieten hem de nederigste werkzaamheden doen. Maar hij nam alles opgewekt op zich en deed alles geduldig en toegewijd. Ten slotte ging hij, na een leven van goede werken, over naar de Heer. Toen ze zijn lichaam wilden wassen en al hadden besloten hem op een onaanzienlijke plek te begraven, zagen ze met eigen ogen dat hij een vrouw was. Allen waren verbijsterd en hevig geschrokken en ze bekenden dat ze een dienares van God zwaar onrecht hadden aangedaan. Ze kwamen allemaal toegelopen om dit buitengewone schouwspel te zien en vroegen om vergeving voor hun onwetendheid en hun fout. Ze begroeven haar lichaam met grote eer in de kerk.
De vrouw die de dienares van God in opspraak had gebracht, werd door een demon aangegrepen. Nadat zij haar misdrijf had gebiecht en naar het graf van de maagd was gekomen, werd zij bevrijd. Van alle kanten stroomden de mensen toe naar het graf en er gebeurden daar vele wonderen.
Ze stierf op 18 juni.

(Legenda Aurea 79,1-21)

Afbeelding: miniatuur Frans manuscript 242, Folio 139 verso (14e eeuw)

Theodora van Alexandrië

In de hagiografie van Theodora speelt de duivel een grote rol. Omdat hij jaloers was op haar en haar rijke en godvrezende echtgenoot, zorgde hij ervoor dat een rijke man hartstochtelijk verliefd werd op haar. Die begon haar te stalken. Nadat al zijn pogingen mislukt waren, stuurde hij een tovernares naar Theodora die haar bezwoer dat God verboden zaken alleen bij daglicht kan zien. Theodora geloofde haar en bij de avondschemering had zij gemeenschap met de rijke man, maar kwam daarna tot zichzelf. Wee mij, wee mij, ik heb mijn ziel te gronde gericht. Ik heb de schoonheid van mijn eer vernietigd. Ze deed navraag bij een klooster of God alleen overdag zonden kan zien, ging naar huis, knipte haar haren af, deed mannenkleren aan en haastte zich naar een monnikenklooster met het verzoek als Theodorus opgenomen te worden.
Enige jaren later kreeg ze de opdracht olie te gaan halen in de stad. Omdat haar man nog steeds in de veronderstelling verkeerde dat Theodora er met een andere man vandoor was gegaan, kreeg hij van een engel de opdracht om op de uitkijk te gaan staan. De vrouw die hem tegemoet zou komen, zou dan zijn vrouw zijn. Aldus gebeurde en Theodora herkende hem, maar hij haar niet en toen hij een dag later uitriep dat hij door de engel was bedrogen, hoorde hij een stem: Hij die jou gisterenmorgen groette, was je vrouw.
De Voragina meldt vervolgens dat Theodora zo heilig was dat ze vele wonderen verrichtte. Zo redde zij een man uit de klauwen van een wild dier dat hem al in stukken had gescheurd en wekte hem met gebed weer tot leven. Ze vervloekte het dier dat dood neerviel.
Eens overnachtte ze in een herberg toen er 's nachts een meisje naar hem/haar toekwam dat met hem wilde slapen. Omdat Theodorus weigerde, ging ze naar een andere herberggast en werd zwanger van hem, maar zij bazuinde rond dat het de monnik Theodorus was geweest. Toen het kind was geboren, bracht men de baby dan ook naar de abt van het klooster. Theodorus en het kind werden vervolgens het klooster uitgejaagd. Zeven jaar leefde zij buiten het klooster en voedde het kind met melk van het vee.
Toen trad de duivel weer op. Hij nam de gedaante aan van Theodora's man en zei tegen haar: Wat doet u hier, mijn vrouwe? Zie, ik kwijn weg van verlangen naar u en ik vind geen troost. Kom dus, mijn licht, en als u met een andere man hebt geslapen, vergeef ik u dat. Theodora antwoordde: Ik zal nooit meer bij u wonen. Ik wil boete doen voor de zonde die ik tegen u heb begaan. Toen ze begon te bidden, verdween haar man en begreep ze dat het de duivel geweest was. Op allerlei andere manieren probeerde de duivel vervolgens haar dwars te zitten.
Toen de zeven jaar voorbij waren, kreeg zij/hij vergiffenis van de abt van het klooster. Zij trad - met het kind - weer in. Nadat zij daar twee jaar in alle eer en deugd had doorgebracht, nam zij de jongen bij zich en sloot zich met hem op in haar cel en gaf ze de geest. In diezelfde nacht kreeg de abt een visioen dat hem duidelijk maakte dat Theodorus valselijk was beschuldigd van het verwekken van een kind. Daarop ging hij naar haar cel, trof haar dood aan, trok het dek van haar weg en ontdekte dat Theodorus een vrouw was.
De Voragine eindigt dan aldus:
Een engel van de Heer sprak tot de abt: 'Sta vlug op, bestijg uw paard en ga naar de stad. Als iemand u tegemoetkomt, neem hem dan bij u op uw paard en breng hem met u mee.' Inderdaad kwam hem onderweg een man tegemoet gelopen. Toen de abt hem vroeg waar hij heen ging, zei hij: 'Mijn vrouw is gestorven en ik ben op wrg om haar te zien.' De abt nam de man van Theodora bij zich op het paard. Toen ze aangekomen waren, gaven ze zich over aan hun verdriet en begroeven haar met veel lofprijzingen. De man van Thodora kreeg de cel van zijn vrouw en bleef daar voorgoed, tot ook hij eindelijk in de Heer ontsliep. Het kind van Theodora leidde in navolging van zijn pleegmoeder een voorbeeldig leven en toen de abt van het klooster stierf, werd hijzelf met algemene stemmen tot abt gekozen.
(Legenda Aurea 88,92-100)

Eugenia van Rome


Ook Eugenia van Rome, dochter van Claudia en Filippus, prefect van Alexandrië, ging als man verkleed het klooster in. Haar hagiografie is te lezen in hoofdstuk 130 van de Legenda Aurea. Dit hoofdstuk heeft als titel Protus en Hyacintus, haar medestudenten en dienaren (feestdag 11 september) die samen met haar/hem ook het klooster ingingen, maar feitelijk voornamelijk over Eugenia gaat.
Nadat Eugenia in het klooster was ingetreden, lieten haar ouders vergeefs naar haar zoeken. Waarzeggers zeiden dat ze was overleden, waarop haar vader Filippus een standbeeld liet maken dat iedereen op zijn bevel moest aanbidden. Toen Eugenia de avances van een zekere Melania had afgeslagen, beschuldigde Melania haar van verkrachting. De zaak werd voor prefect Filippus gebracht, waarop Eugenia haar ware geslacht onthulde en Filippus zijn dochter herkende. Een hemels vuur verteerde vervolgens Melania.

Jacobus de Voragine eindigt dan als volgt:
Zo bekeerde Eugenia haar vader, moeder, broers en het hele huis tot het geloof in Christus. Het gevolg was dat de vader als prefet werd afgezet, door de christenen als bisschop werd aangesteld en door de ongelovigen werd gedood terwijl hij aan het bidden was. Claudia ging met haar zonen en Eugenia terug naar Rome, waar zij velen tot Christus bekeerden. Eugenia werd echter op last van de keizer aan een grote steen vastgebonden en in de Tiber gegooid (afb links), maar de steen brak en ze liep ongedeerd over het water. Toen wierp men haar in een brandende oven, maar het vuur doofde en ze genoot een verkwikkende koelte. (afb midden) Daarna werd ze in een donkere kerker opgesloten, maar voor haar straalde er een schitterend licht. En toen ze tien dagen van voedsel verstoken was geweest, verscheen haar de Verlosser en reikte haar een prachtig wit brood aan, terwijl Hij zei: 'Neem deze spijs uit mijn hand. Ik ben je Verlosser, die jj met heel je hart hebt liefgehad. Op dezelfde dag waarop Ik naar de aarde ben neergedaald, zal Ik jou komen halen.' Op de dag van de geboorte van de Heer werd er een beul gestuurd die haar onthoofdde. (afb rechts) Kort daarna verscheen ze aan haar moeder en voorspelde dat die haar de volgende zondag zou volgen. De zondag daarop stierf Claudia tijdens haar gebed.
Wat Protus en Hyacintus betreft, zij werden naar de tempel gesleurd, waar ze door hun gebed het afgodsbeeld vernietigden. Ze weigerden te offeren en volbrachten hun martelaarschap door onthoofding. Zij stierven de marteldood onder Valerianus en Gallienus omstreeks het jaar des Heren 256.

(Legenda Aurea 130,60-73)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen