Paul Verheijen

NORTH & SOUTH
Middeleeuwswe kunst uit Noorwegen en Catalonië

25 oktober 2019 t/m 26 januari 2020
Utrecht - Catharijneconvent

Anoniem
Olav frontaal (circa 1300)
Trondheim - Nidaros-kathedraal

Olav Haraldsson de Heilige

Deze Noorse koning, geboren in 995 uit een Vikingengeslacht, regeerde van 1016 tot 1028 als koning over Noorwegen.
Al vanaf zijn twaalfde jaar trok hij mee op de gebruikelijke plundertochten.
In 1014 werd hij te Rouen gedoopt.
Een jaar later keerde hij naar Noorwegen terug, om er de Denen en opstandige, inheemse heren te verslaan en in 1016 de troon te bezetten.
Met hulp van bisschoppen bracht Olav, die tijdens zijn leven de Dikke werd genoemd, soms door overreding, vaak met fors geweld, een groot deel van de tegenstrevende, Noorse heren en boeren tot het christendom.
Hij bouwde kerken en voerde een christelijke wetgeving en een kerkelijke administratie in, maar regeerde dermate streng dat hij in 1028 door opstandelingen en de te hulp geroepen Deens-Engelse koning Canutus IV de Grote (Knoet/Knut/Knud; feestdag 10 juli) verdreven werd.
Op de vlucht naar zijn zwager bereikte hij in 1029 Gotland.
Bij een poging om zijn land te heroveren sneuvelde hij in 1030 in de slag bij Stiklestad in Verdal tegen de opstandelingen en de Denen.
Zijn lichaam werd begraven in de Clemensdom te Nidaros, de middeleeuwse naam voor het huidige Trondheim.

Legenden

Het volk vereerde hem spoedig als een heilige zowel vanwege de legendarische wonderen bij zijn graf als het wanbestuur van zijn tegenstanders.
Eens toen men hem slechts water te drinken gaf, veranderde dat eerst in bier, daarna in een honingwijn en tenslotte in echte wijn (de sint-olavsminne).
Kort voor zijn dood zag hij zichzelf in een droom op een ladder naar de hemel klimmen.
Een priester, die Olavs zoon zonder diens voorkennis onder de naam Magnus (=de Grote) doopte, antwoordde op de vraag waarom hij deze naam gekozen had, dat Karel de Grote toch de beste man was die hij zich ter wereld kon voorstellen.
In de middeleeuwen werd Olavs graf doel van pelgrimages en op verschillende plaatsen stichtte men Olavskapellen: onder meer te Amsterdam (later Oude-Zijdskapel), Deventer en Kampen.
Hij werd ook de patroon van Noorwegen.
Ondanks het feit dat bij de Reformatie bijna geheel het katholicisme uit Noorwegen verdween, bleef de nationale verering voor hem intact.
De leeuw in het wapen van dit land heft nog steeds fier Olavs zilveren strijdbijl.
Op 29 juli is zijn kerkelijke feestdag (voorheen 13 juli).
Ook zijn moeder Astrid kreeg zo'n feestdag en wel op 27 november.

Het frontaal

Op het frontaal, een paneel dat zich bevindt voor het altaar, staat Olav in het midden gekleed in een rood gewaad.
Zijn groen-blauwe mantel wordt bijeengehouden door een ruitvormige sluiting.
In zijn linkerhand heeft hij een bol vast en in zijn rechterhand de zilveren bijl met lange schacht.
Olav staat onder een baldakijn, een architectonische overkapping boven het altaar.
De gele kleur was bedoeld om op echt goud te lijken.


In vier scènes in de hoeken wordt het leven van deze heilig verklaarde koning uitgebeeld.
Daartussen bevinden zich de symbolen van de vier evangelisten, van links naar rechts: leeuw (Marcus), engel (Matteüs), adelaar (Johannes) en rund (Lucas).

Scène 1 (linksonder)

De koning is te paard op weg naar de strijd.
Hij draagt een opengewerkte gouden kroon.
Met zijn rechterhand overhandigd hij een buidel met geld aan een man, met de opdracht om de priesters te betalen zodat zij kunnen bidden voor de zielen van de tegenstanders die in de strijd zullen sterven.

Scène 2 (linksboven)

De tweede scène, geeft de droom van de koning weer in de nacht voorafgaand aan het gevecht.
Volgens de legende droomde de koning dat hij een hoge ladder zag.
Toen hij deze beklom opende de hemel zich.
Bijna de top bereikt, werd hij gewekt door een van zijn mannen.
Op het frontaal ligt de slapende koning voor de ladder.
Daarboven openen de wolken en verschijnt Christus.
Hij houdt de ladder vast met zijn linkerhand en zegent Olav met de rechter.

Scène 3 (rechtsonder)

De derde scène verbeeldt de veldslag waarin de koning wordt gedood.
Torstein de Scheepbouwer hakt in op de linkerknie van de koning, Tore de ’Hond’ stoot een speer in zijn borst en Kalv Arnesson slaat op de linkerschouder van de koning met een zwaard.
Tore draagt een mantel van rendierenhuid ter bescherming.
Twee van de mannen van de koning vallen de moordenaars aan, en Tore wordt in zijn onbedekte hand gesneden.
Toen de hand het lichaam van de koning aanraakte genas de wond.

Scène 4 (rechtsboven)

De laatste scène speelt zich af op 3 augustus 1031.
Koning Olav is dan precies één jaar en vijf dagen overleden.
Volgens de traditie, werd de koning na de strijd in het geheim begraven buiten Nidaros (Trondheim), op de plek waar tegenwoordig het hoogaltaar van de Nidaros-kathedraal staat.
Bij het opgraven van het lichaam bleek dat het lichaam van de koning in perfecte staat was gebleven en dat zijn haren en nagels waren gegroeid.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen