Paul Verheijen

VORSTEN & VORSTINNEN

Kerkpolitieke heiligheid

Vorsten en vorstinnen werden vanaf het midden van de 5e eeuw vrijwel altijd als heilige figuren afgebeeld. In de kroning van de christelijke keizers door de patriarch van Constantinopel vanaf 457 leefde niet alleen de antieke opvatting over 'goddelijkheid' van de Romeinse keizer voort, maar kwam ook de idee van Paulus over het gezag tot uiting: de vorst stelt het goddelijk gezag op aarde tegenwoordig (Romeinen 13,1-7). Bovendien straalde het 'koningschap' van Jezus (Lucas 1,32-33 en Openbaring 1,5) of op de aardse troon. En door de zalving vanaf de Merovingische vorsten, afgeleid van 1 Samuël 16,11-13, ontwikkelde het koningschap zich in de middeleeuwen tot een 'achtste sacrament'. De vorst is alleen al door zijn waardigheid een kerkelijke, heilige figuur. De glans van zijn waardigheid straalde of op zijn vrouw, de vorstin. Tot aan de verlichting en de Franse revolutie leefden deze ideeën, van tijd tot tijd aangepast, in Europa voort.

Soms kwam daar, al dan niet op reële gronden, de reputatie van persoonlijke heiligheid bij. Maar het is zeker niet alleen om persoonlijke heiligheid dat vorsten hoe edelmoedig ook, als heiligen werden vereerd. De redenen van hun verering zal men meestal moeten zoeken in kerkpolitieke motieven en in legendarische achtergronden. De individuele heldhaftigheid van vorsten en vorstinnen werd - naast de algemene insignes van het koningschap - in de iconografie vooral aangegeven door attributen bij hun 'portret' en door scènes in de levenscycli die hun heilige en verheven daden illustreerden. Het heilig ambt werd in de oudheid aangeduid door de verheven troon en de uitermate heilige houding van de keizer, ontwikkeld in het protocol aan het Byzantijnse hof. In de middeleeuwen kwamen daar de aan de vorst bij zijn kroning overgereikte regalia bij, de tekens van de waardigheid: de met hermelijn gevoerde koningsmantel met eveneens hermelijnen kraag, de keizers- of koningskroon die qua vorm verschilde van volk tot volk, de scepter of een wereldglobe en het zwaard als teken van de wereldlijke macht. Bij de vorstelijke heilige die afstand deed van de waardigheid liggen dergelijke attributen op de grond. In het Westen worden heilige vorstinnen in de middeleeuwen, terwijl zij toch door attributen in haar functie kenbaar blijven, graag afgebeeld in de dracht van maagden, martelaressen of monialen, wellicht om haar als ideaal ervaren of toegedichte eenvoud en nederigheid te benadrukken.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen