Paul Verheijen

TRANSFIGURATIE

Synopsis

Matteüs Marcus Lucas
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren. Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als U wilt zal ik hier drie tenten maken, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Hij was nog niet uitgesproken of een stralende wolk overdekte hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde. Luister naar Hem!’ Toen de leerlingen dit hoorden, werden ze overvallen door een hevige angst en wierpen ze zich ter aarde. Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: ‘Sta op, wees niet bang.’ Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen.
Toen ze de berg afdaalden, gebood Jezus hun: ‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’ De leerlingen vroegen Hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad en herstelt alles. En Ik zeg jullie dit: Elia is al gekomen, maar in plaats van hem te erkennen hebben ze met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ Toen begrepen de leerlingen dat Hij op Johannes de Doper doelde.
(Mt 17,1-13)
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen. Toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus. Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; laten we drie tenten maken, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd. Toen kwam er een wolk, die hen overdekte, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!’ Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond.
Toen ze de berg afdaalden, zei Hij tegen hen dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan. Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat Hij bedoelde met deze opstanding uit de dood. Ze vroegen Hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad eerst en herstelt alles, maar over de Mensenzoon staat toch geschreven dat Hij veel moet lijden en met verachting behandeld zal worden? Ik zeg jullie: Elia is al gekomen, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat.’
(Mc 9,2-13)
Ongeveer acht dagen nadat Hij dit had gezegd ging Hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. Opeens stonden er twee mannen met Hem te praten: het waren Mozes en Elia, die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over zijn heengaan, de weg die Hij in Jeruzalem zou voltooien. Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze ontwaakten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij Hem stonden. Toen de mannen zich van Hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten maken, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia,’ maar hij wist niet wat hij zei. Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven die hen overdekte; toen de wolk hen omhulde werden ze bang. Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar Hem!’ Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien.
(Lc 9,28-36)

Kanttekeningen bij het verhaal

De Latijnse titel Transfiguratie, gedaanteverandering, staat voor een verhaal dat niet te vinden is in het Evangelie volgens Johannes, maar wel in de drie overige, zogenaamde synoptische Evangelies (zie boven). De verschillen in deze drie verhalen zijn gering.
Geen daarvan noemt de naam van de (hoge) berg. Met dit soort vage aanduidingen wist de traditie geen raad: de naam van de berg werd 'ingevuld' met de berg Tabor, zo ook het Roomse Martelaarsboek dat de Transfiguratie herdenkt op 6 augustus.

Het gebod van Jezus over het voorval te zwijgen geldt bij Matteüs en Marcus totdat de Mensenzoon uit de dood zou zijn verrezen. Bij Lucas is het zwijgen een vrijwillige beslissing van de drie leerlingen en hij rept alleen vaag over in die tijd. Hebben de drie leerlingen het zwijggebod voor Lucas aan hun laars gelapt? Hij weet de gedaanteverandering immers precies te beschrijven.




De versie van Matteüs

Ook Matteüs begint met een tijdsaanduiding: zes dagen later. Het verwijst ongetwijfeld naar Mozes die zes dagen op de berg Sinaï vertoefde, voordat JHWH vanuit een wolk tot hem sprak (Exodus 24,16). Maar de tijdsbepaling legt tevens een verband met de lijdensvoorspelling. Lijden en verheerlijking zijn niet te scheiden. Verheerlijking maakt ook nu nog bij velen deel uit van een rouwproces na het verlies van een dierbare. De uitdrukking ‘over de doden niets dan goed’ is er de weerslag van. Op die manier wordt heel gemaakt wat er tijdens het leven mogelijk aan gebrokenheid is geweest. De ‘gedaanteverandering’ van Jezus is dan ook beter te begrijpen als een ‘gedaanteverandering’ van de leerlingen. Hadden zij van Jezus verwacht dat hij als Mozes de godvijandige onderdrukkers met één handgebaar zou vernietigen of als Elia de Baälpriesters zou laten afslachten? En verklaart deze wens het optreden van beide profeten? Matteüs beschrijft de transfiguratie als een mystieke ervaring, een visioen, alsof hijzelf moeite heeft het gebeuren als een historisch feit te presenteren. Het Griekse woord voor visioen, horama, komt alleen hier in het evangelie van Matteüs voor en verder nog in de Handelingen van de Apostelen bij de beschrijving van visioenen van Mozes, Ananias, Paulus, Cornelius en Petrus. Het stemt tot nadenken dat het transfiguratieverhaal soms als exegetisch ‘bewijs’ is opgevoerd voor de stelling dat Jezus geen biologisch lichaam heeft gehad, maar slechts als personificatie of abstract gedragsmodel moet worden gezien. De transfiguratie wordt beschreven met traditionele beelden uit het Eerste Testament als hoge berg, wolk en tent / hut die in onze tijd hun betekenis hebben verloren. Het verhaal sluit nauw aan bij het boek Exodus over de inwijding van de Verbondstent (Exodus 40) en de gang van Mozes (met drie gezellen!) naar de berg Sinaï alwaar hij een ontmoeting heeft met JHWH waarna zijn gezicht straalt (Exodus 24 en 34). Voor een goed begrip lijkt het wenselijk de oude beelden te herleiden tot algemeen menselijke gevoelens die dan eventueel in nieuwe beelden kunnen worden vormgegeven. Om die reden lijkt het dan ook van geen enkel belang de ‘hoge’ berg van de transfiguratie geografisch te duiden. Sinds Origenes identificeert de Christelijke traditie de berg overigens met de Tabor, bekend als cultusplaats. Dat de Tabor niet een echt ‘hoge’ berg te noemen is en dat er zich in Jezus’ tijd een stad op bevond deert deze traditie geenszins.
De wens van Petrus om drie tenten op te zetten verwijst mogelijk naar de vreugde bij het Loofhuttenfeest, maar plaatst het visioen tevens in een toneelmatige setting. Het Griekse woord skènè (scene) verwijst o.a. ook naar eenvoudige houten huisjes waar toneelspelers uit tevoorschijn kwamen om op te treden in hun acteursrol. In dat verband zouden we ons verhaal misschien kunnen bestempelen als ‘de rolwisseling van Jezus’.
Matteüs’ beschrijving van Jezus als de eschatologische Mensenzoon is behalve op het boek Exodus eveneens geïnspireerd op het boek Daniël in de thema’s van de witte kleren en wederom het glanzende gelaat (alleen bij Matteüs), de verschijning van hemelse gezanten, de angst bij het horen van de goddelijke stem en het Messiaanse geheim. Het motief van het goddelijk welbehagen (ook alleen bij Matteüs terug te vinden) is eveneens apocalyptisch.
Het evangelie van Matteüs stelt Jezus voor als de nieuwe Mozes, wetgever van het nieuwe Verbond en van het nieuwe Israël. Zijn leer wordt verdeeld in vijf redevoeringen, zoals de Tora van Mozes uit vijf boeken bestaat. Hij kan leermeester en nieuwe wetgever van de wereld worden omdat hij de eerste is geweest die zich onderworpen heeft aan de wet die hij zelf is komen brengen: een wet van liefde en zelfverloochening. Hij heeft het lijden en de dood in gehoorzaamheid aanvaard.
Verrassend en openbarend is in het transfiguratieverhaal de hemel aanwezig. Petrus heeft Jezus beleden als Zoon van de levende God (Matteüs 16,13-20), maar ook God zelf heeft hem als zodanig aangeduid. Vanuit de hemel wordt de Zoon geproclameerd. De woorden over de Zoon klinken in gezelschap van Mozes en Elia. Zoals Mozes staat voor de Wet, staat Elia voor de Profeten. Mozes en Elia, Wet en Profeten zitten aan de rechter- en linkerzijde van deze verheerlijkte Zoon. Over Mozes, Elia en Jezus, over Wet, Profeten en Evangelie klinken net als bij Jezus’ doop (Matteüs 3,17): ‘dit is mijn geliefde Zoon in wie ik vreugde vind’ met een toevoeging uit Deuteronomium 18,15: ‘luister naar hem’.

De versie van Lucas

Het transfiguratieverhaal staat bij Lucas in het kader van de vraag naar Jezus' identiteit en zijn lijdensbestemming. In vergelijking met voorafgaande of volgende scènes in zijn evangelie, raken hemel en aarde hier elkaar. Er is sprake van licht, verblindend wit zelfs, waarop vervolgens een wolk toch weer duisternis brengt. De parallellen met het Eerste Testament liggen ook bij Lucas voor het oprapen.
In vergelijking met dezelfde scène in de evangelies volgens Matteüs en Marcus valt op dat Lucas verhaalt dat Jezus de berg bestijgt om er te bidden. Bovendien weet hij te vermelden waarover het gesprek van Jezus met Mozes en Elia gaat: Jezus' heengaan, zijn exodus, wordt openbaar. Dat Lucas als alwetende schrijver bekend is met de identiteit van de twee met Jezus verschijnende mannen, mag geen verwondering wekken. Dat Petrus dit echter weet is wél verbazingwekkend. Waaraan zijn Mozes en Elia te herkennen? Heeft Mozes als vertegenwoordiger van de Torah, de Wet, de stenen tafelen bij zich? En draagt Elia als vertegenwoordiger van de profeten, misschien een schriftrol of ander attribuut? Of denken we dan teveel aan de traditionele, maar latere christelijke iconografie? Herkent Petrus de mannen op grond van hun gesprek met Jezus? En wat betekent de opmerking van Lucas dat Petrus niet wist wat hij zei, toen hij voorstelde drie (loof)hutten te bouwen?
Jezus wordt gesterkt in het vooruitzicht van zijn lijden dat zich, volgens Gods plan, te Jeruzalem zal voltrekken. In Lucas' visie zal en moet in het godsdienstige middelpunt van Israel het heil voltrokken worden. De drie leerlingen vernemen over deze exodus echter niets: zij zijn intussen door slaap overmand. Is dit een aanwijzing dat het verhaal zich 's nachts afspeelt? De vrees van de leerlingen bij deze theofanie, godsopenbaring, zorgt ervoor dat zij zwijgen.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen