Paul Verheijen

GIOVANNI BARBIANI

Madonna van Loreto

Op het dak

In Ravenna staan drie kerken die alle zijn gewijd aan Apollinaris en zijn gebouwd eind 5e begin 6e eeuw:
  • Sant'Apollinare Nuovo
  • Sant'Apollinare in Classe
  • Sant'Apollinare in Veclo
De laatste is in 1758 volledig herbouwd in barokstijl, de eerste twee zijn beroemd geworden om de mozaïeken.
Op het hoogaltaar van de Sant'Apollinare in Veclo is het hier afgebeelde grote doek geplaatst, omlijst door luchtig stucwerk, linksonder gesigneerd en gedateerd door Giovanni Barbiani met ioanes barbianus pingebat ravenae 1605. Hij schilderde de Madonna van Loreto met de heiligen Apollinaris (zie onder) en Franciscus.
Het bovenste deel van de afbeelding stelt, als een plechtig visioen, de Maagd met het Kind op het dak van de Casa Santa, het heilige huis, dat volgens een legende door engelen van Nazaret naar Loreto is vervoerd. Ze zijn gehuld in een wolkenpartij met cherubijntjes.
De twee heiligen bezetten het onderste deel van het doek en staan ​​in een open ruimte. Achter de balustrade op de achtergrond is een landschap te ontwaren. De dambordvloer wordt gepresenteerd als een hoge plek waar de trede op de voorgrond uitnodigt om te klimmen, terwijl achter Apollinaris drie massieve pilaren verschijnen waarop het huis bijna lijkt te steunen. Apollinaris draagt ​​een grote rode koorkap, de kleur die in de liturgie is voorbehouden aan martelaren. Hij draagt ook ​​de bisschoppelijke insignes van mijter en kromstaf. Het gebaar van de armen duidt op de volledige aanvaarding van de heilige verblijfplaats van de Maagd.
Aan de rechterkant reikt de blik van Franciscus naar het hemelse visioen. Hij draagt ​een habijt, houdt het kruis van Christus vast en toont in het gebaar van de opgeheven hand zijn stigmata.

Apollinaris

De Legenda Aurea wijdt hoofdstuk 93 aan Apollinaris die in het Roomse Martelaarsboek wordt herdacht op 23 juli. Het is een legende die zich afspeelt in Ravenna, vanaf de zesde eeuw een stad die als residentie van Romeinse keizers zich wilde meten met Rome. Het verhaal staat bol van herhalingen over genezingen, martelingen en bekeringen.
Volgens De Voragine was Apollinaris een leerling van Petrus die hem vanuit Rome naar Ravenna stuurde. Daar genas Apollinaris de vrouw van een tribuun en doopte vervolgens haar hele gezin. Dit werd gemeld aan de rechter die Apollinaris gebood om aan Jupiter te offeren. Hij weigerde vanzelfsprekend en werd met knuppels afgeranseld en halfdood achtergelaten. Zijn leerlingen namen hem op en een halfjaar werd hij verzorgd in het huis van een weduwe. Weer opgeknapt ging Apollinaris naar de havenstad Classe, vijf kilometer ten zuiden van Ravenna. Daar genas hij een edelman die stom was en dreef bij een meisje de duivel uit. Op grond daarvan bekeerden zich 500 mensen. Maar de heidenen sloegen hem opnieuw met knuppels, lieten hem met blote voeten op gloeiende kolen staan en gooiden hem de stad uit. Hij werd ontboden door de patriciër Rufus om zijn doodzieke dochter te genezen. Aangekomen in het huis bleek het meisje overleden te zijn. Apollinaris wekte het meisje tot leven. Samen met een grote menigte liet zij zich dopen en bleef voor altijd maagd. Nu is de keizer aan de beurt om Apollinaris te dwingen (vergeefs natuurlijk) aan de goden te offeren. Er komen weer knuppels tevoorschijn, maar ook kokend water dat in zijn verse wonden werd gegoten. Dan wordt hij in ballingschap gestuurd. Bij het zien van zoveel onmenselijkheid stortten de christenen zich woedend op de heidenen en doodden er meer dan 200. De prefect liet Apollinaris in een benauwde cel opsluiten. Ten slotte werd hij geketend verscheept naar een ballingsoord. Hij overleefde met twee soldaten een noodlottige storm tijdens die vaart en doopte die twee daarna. Hij keerde terug naar Ravenna en wederom dwongen de heidenen hem aan Apollo te offeren, maar Apollinaris vervloekte het beeld dat in stukken brak. Weer wordt hij naar een rechter gebracht, maar die kwam tot geloof omdat Apollinaris zijn blinde zoon het licht had gegeven. Als dank mocht hij vier jaar op diens landgoed wonen. Dan wordt Apollinaris weer eens aangeklaagd door de keizer. Maar geholpen door de patriciër Demosthenes hield Apollinaris zich schuil in een leprozenwijk. Toch werd hij gevonden en zeer lang geslagen tot hij bijna dood was. Hij leefde nog zeven dagen.
Diverse steden claimen relieken van Apollinaris in bezit te hebben: Ravenna uiteraard (in Classe), maar ook Remagen (Apollinarisberg), Gorkum (Sint-Maartenskerk), Reims en Dijon.
Afbeeldingen: details mozaïeken uit de Sant'Appolinare Nuovo (rechts) en de Sant'Apollinare in Classe (links)
Giovanni Battista Barbiani (1566-1641)
Madonna di Loreto con santi Apollinare e Franceso (1605)
Olieverf op doek, 220 x 132 cm
Ravenna - Sant'Appolinare in Veclo
2016 Paul Verheijen / Nijmegen