Paul Verheijen

MARIA

Purificatio

Combiverhaal - Uitleg - Simeon & Hanna - Data en namen van de feesten - Kerkgang

Combiverhaal

Toen er acht dagen verstreken waren en Hij besneden zou worden, kreeg Hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen. Toen de tijd van hun onreinheid volgens de wet van Mozes ten einde was, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven. Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met Hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: ‘Nu laat U, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals U hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’ Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over Hem werd gezegd. Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël vanwege Hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat weersproken wordt, en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’ Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem. Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. Het kind groeide op, werd sterk en was vervuld van wijsheid; Gods genade rustte op Hem.
(Lucas 2,21-40)
De evangelist Lucas stelt de ouders van Jezus voor als mensen die zich houden aan de wet van de Heer. Hij vermengt afzonderlijke joodse gebruiken uit het Eerste Testament tot één verhaal (zie uitleg hieronder). Omdat hij slechts één concrete tijdsaanduiding geeft - acht dagen verstreken - is het niet verwonderlijk dat kunstenaars dit verhaal zo gingen uitbeelden dat zowel besnijdenis, reiniging en aanbieding aan de Heer als een gelijktijdige gebeurtenis plaatsvinden.

Uitleg

In Lucas 2,21-40 komen expliciet en impliciet onderstaande joodse gebruiken aan de orde.
  • Besnijdenis & naamgeving
    In de Bijbel speelt besnijdenis een grote rol en wordt daar herhaaldelijk vermeld. Het werd gezien als teken van het verbond met God. Vlak na de geboorte kreeg het kind een naam die gewoonlijk door de moeder werd gekozen, soms door de vader. Het gebruik om de naamgeving uit te stellen tot de besnijdenis op de achtste dag is in het Eerste Testament nergens te lezen.
  • Reiniging na een bevalling
    De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer een vrouw een kind baart en het is een jongen, blijft ze zeven dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. Op de achtste dag moet het kind besneden worden. Daarna duurt het nog drieëndertig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling; tijdens deze periode mag ze niets aanraken dat heilig is en mag ze het heiligdom niet binnengaan. Wanneer ze een dochter baart, blijft ze veertien dagen onrein; ze is dan op dezelfde manier onrein als tijdens haar menstruatie. Daarna duurt het nog zesenzestig dagen voor ze rein is na haar bloeding bij de bevalling. Wanneer de periode van haar reiniging is verstreken, moet ze – of ze nu van een zoon of van een dochter bevallen is – een eenjarige ram als brandoffer aanbieden en een jonge gewone duif of een tortelduif als reinigingsoffer. Ze moet de offerdieren naar de priester brengen, bij de ingang van de ontmoetingstent. Hij biedt de offers aan de HEER aan en voltrekt voor haar de verzoeningsrite. Dan is ze, na haar bloedverlies, weer rein. Dit zijn de voorschriften omtrent de kraamvrouw, hetzij na de geboorte van een zoon, hetzij na de geboorte van een dochter. Als ze zich geen ram kan veroorloven, moet ze twee tortelduiven meebrengen of twee jonge gewone duiven, één als brandoffer en één als reinigingsoffer. De priester voltrekt voor haar de verzoeningsrite en zij is weer rein.”
    (Leviticus 12)
  • Eerstgeborene aanbieden aan de Heer
    Wijd alle eerstgeborenen aan Mij; alles wat bij de Israëlieten of bij hun vee als eerste de moederschoot verlaat behoort Mij toe.
    (Exodus 13,2)
    Als de HEER u in het land van de Kanaänieten gebracht heeft, zoals Hij u en uw voorouders onder ede heeft beloofd, en als Hij u dat land in bezit heeft gegeven, dan moet u alles wat als eerste de moederschoot verlaat aan de HEER afstaan. Alle eerstgeboren mannelijke dieren die uw vee werpt, moeten aan de HEER gegeven worden. Elk eerstgeboren veulen van een ezel moet u vrijkopen met een lam. Koopt u het niet vrij, dan moet u het de nek breken. Ook elke eerstgeboren zoon moet u vrijkopen.
    (Exodus 13,11-13)
    Alles wat het eerst de moederschoot verlaat en aan de HEER wordt aangeboden, hetzij mens of dier, is voor jou, maar de eerstgeborenen van de mensen moet je laten vrijkopen, en ook de eerstgeboren onreine dieren. Zodra een eerstgeborene een maand oud is, moet je hem laten vrijkopen voor een vast bedrag van vijf sjekel zilver, volgens het ijkgewicht van het heiligdom, twintig gera per sjekel.
    (Numeri 18,15-16)
Het gaat hier om oude joodse voorschriften waar de hedendaagse lezer zich meestal ongemakkelijk bij voelt. Onderwerpen Maria en Jezus zich hier niet aan achterhaalde en overleefde wetten? Leviticus 12 schrijft voor dat een vrouw die bevallen is van een zoon in totaal veertig (7+33) dagen in afzondering moet leven (bij een dochter zelfs 14+66 dagen) en na die tijd een brandoffer en een zondeoffer moet brengen, voordat zij haar gewone plaats tussen de mensen weer kan innemen. Het brandoffer moet bij voorkeur een lam zijn. Er werd echter rekening gehouden met eventuele financiële problemen die zo'n offer zou kunnen opleveren. In dat geval was ook het brandoffer van een duif toegestaan. Het zondeoffer bestaat uit een duif en een tortel. Beide offers zuiveren haar onreinheid. Onreinheid is namelijk de toestand waarin een vrouw onder meer geraakt wanneer zij met bloed, de stroom van het leven, in aanraking komt. Het zondeoffer maakt dat de bron waaruit haar bloed gevloeid is, weer rein is. Een modern joods commentaar formuleert het aldus: de vrouw is onrein omdat zij in haar diepste zelf en aan haar lichaam de grootheid van de Eeuwige heeft ervaren; ze heeft het vormen van een kind gezien, gevoeld, beleefd; haar kleinheid en nietigheid, haar onreinheid beseft. En daarom brengt ze een zondeoffer.
De joodse eerstgeborene was in principe aan God gewijd, maar sinds de Levieten voor de tempeldienst bestemd waren, konden de eerstgeborenen daarvan vrijgekocht worden. In vrijwel alle gevallen werden er vijf sjekels aan een priester betaald. Feitelijk doet Jezus hier dus juist afstand van het (hoge)priesterschap. De bepaling over de eerstgeboren zoon in Exodus 13 en 34 staat dus haaks op Lucas' beschrijving. Deze afkoping wordt door Lucas (daarom?) dan ook niet vermeld.

De joodse voorschriften zijn door Lucas met elkaar verbonden tot één ritueel. Of dit een vondst van Lucas is of dat dit toentertijd algemeen gebruik was, is onduidelijk. Hoe het zij, Lucas laat het verhaal nadrukkelijk in het heiligdom in Jeruzalem spelen. Heel het leven van Jezus beschrijft Lucas als een opgang naar Jeruzalem. En bij heiligdom komt een derde tekst uit het Eerste Testament in het vizier: de openingshoofdstukken van het eerste boek Samuel. Daar is ook sprake van een oude priester, hier met de naam Eli, en is er een prominente rol weggelegd voor een vrouw, eveneens Hanna geheten.
De lofzang van Simeon is een weefsel van citaten uit het Eerste Testament en bevat de thema's vrede, heil en licht.

Als we bedenken dat de huwbare leeftijd van meisjes in die tijd rond de 12 jaar zal zijn, dan is de profetes Hanna (12+7+84) ruim 100 jaar oud. Deze dus inderdaad hoogbejaarde profetes is te zien als de vrouwelijke pendant van Simeon, want ze herinnert in haar naam aan de moeder van Samuel. Samuel werd reeds als kind door zijn moeder voorgoed naar het heiligdom van God in Silo gebracht.
Simeon was een rechtvaardige, schrijft Lucas. Maar een hoge titel krijgt ook Hanna: profetes. Ze was zeven jaar getrouwd geweest, maar heeft daarna kennelijk geen leviraatshuwelijk gehad. Als de man sterft, zonder kinderen na te laten, moest de broer van die man, de weduwe huwen om nageslacht te verwekken. Deze losser wordt nu de tempel binnengedragen als verlosser. Zowel Simeon als Hanna belijden de bevrijdende werking van Jezus' komst. Alleen een verklaring van minstens twee getuigen is immers rechtsgeldig volgens Deuteronomium 19,15.
Getallen spelen een belangrijke rol in het verhaal. Na 8 dagen wordt Jezus besneden en na 40 dagen is de opdracht. Hanna is 7 jaar getrouwd geweest en is nu 84 jaar weduwe, het product van 7 en 12, het getal van de sabbat en de stammen van Israël.
Veelbetekend is Lucas' gebruik van de eigennamen. Simeon betekent 'verhoring' en Hanna 'genade', terwijl de naam van haar vader Fanuel 'aangezicht van God' beduidt. Het gebruik van twee namen voor de tempelstad valt op. Lucas gebruikt de Griekse naam Hierosoluma. Daar zit het woord hieron in, dat heiligdom of tempel betekent. Mogelijk bevat het ook een verwijzing naar kataluma, dat herberg betekent. Er was voor Jezus geen plaats in de herberg (Lucas 2,7), maar nu wel in de tempel. Als woonplaats van Simeon heet de stad in naar het Hebreeuws Hierousalem. Dat heeft te maken met sjalom, vrede. De stadsnaam verwijst hier dus direct naar de woorden van Simeon.
Door bovenvermelde verwijzingen en symboliek wortelt Lucas het vroege christendom stevig in de joodse traditie. Hij doet dat in een tijd van een steeds feller wordende polarisatie tussen joden en christenen. Misschien kiest Lucas daarin partij volgens de wet van Mozes, of wil hij verzoenend optreden vanwege de redding van alle volken. Wie zal het zeggen? Hij laat ons in elk geval geen andere Jezus zien dan een joodse Jezus. Vanuit die context wordt begrijpelijk wat Simeon tegen Maria zegt over Jezus als de jongen die velen in Israël ten val zal brengen of laat opstaan en over het zwaard dat door haar eigen ziel zal gaan.

Middeleeuwse schrijvers hadden een voorliefde veel zaken in het verhaal symbolisch te duiden.
  • Dat de 'maagd' Maria zich zou moeten zuiveren is voor Beda Venerabilis (672/3-735; feestdag 25 mei) geen probleem, want in een preek wijst hij er simpelweg op dat bij Maria en Jezus geen sprake kon zijn van een verplichting ten opzichte van de joodse wet, omdat de geboorte immers was geschied zonder de tussenkomst van een man en zonder dat de moederschoot geopend was geworden.
  • Lucas schrijft letterlijk dat het offer dat gebracht wordt een 'juk' van tortelduiven is en twee jonge duiven. Jacobus de Voragine weet in zijn Legenda Aurea waarom Lucas dit juist met die woorden heeft opgeschreven:
    Hij zei niet 'jonge tortels' zoals hij 'jonge duiven' zei, want jonge duiven zijn altijd te vinden, jonge tortels niet altijd, tortels daarentegen zijn er altijd wel. Ook zei hij niet 'een paar duiven' zoals hij 'een paar tortels' zei, want een duif is een hitsige vogel en daarom wilde God niet dat die als offer aan Hem werd opgedragen, de tortel is daarentegen een kuise vogel.
    (Legenda Aurea 37,73-75)
  • Odilo van Cluny (961/2-1049; feestdag 1 januari) overweegt dat Maria die Jezus als Lam Gods ter wereld bracht, te arm was om een lam in de tempel te offeren.
  • Andere schrijvers houden het erop dat de duif de eenvoud verbeeldt en de tortelduif de zuiverheid van Maria.
  • De ouderdom van Simeon en Hanna herinnert aan de lange tijd die de mensheid moest wachten op de komst van de Verlosser. Bovendien treden zij als vertegenwoordigers van beide geslachten uit het Eerste Testament het Kind en dus het Tweede Testament tegemoet.

Simeon en Hanna

Simeon, de eerste getuige in de tempel, wordt beschreven als een vrome jood die vanuit de messiaanse verwachting leefde in het vertrouwen zijn ogen nog te kunnen laten rusten op de Messias van de Heer. Hij herkende in het kind de verwachte van Israël, nam het in zijn armen en sprak een profetische lofprijzing over hem uit, waarover de ouders zich verwonderden. Deze lofzang van Simeon is bekend geworden onder de beginwoorden van de Latijnse vertaling ervan: Nunc dimittis, 'nu laat heengaan'. Daarna sprak Simeon tot Maria, kondigde haar Jezus aan als een de geesten scheidend teken van tegenspraak en voorzegde haar een aandeel in diens lijden.
Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden.
Dit 'zwaard-woord' tot Maria had invloed op het ontstaan in de tweede helft van de 15e eeuw van een bepaald iconografisch Maria-type, de Zeven van Smarten van Maria.

Het Proto-evangelie van Jacobus noemt Simeon een priester die door het lot aangewezen werd Zacharias, de vader van Johannes de Doper, op te volgen die in opdracht van koning Herodes was vermoord.
En zo werd Simeon zelfs hogepriester.
Dit had iconografisch tot gevolg dat het (hoge)priesterschap van Simeon steeds vaker werd benadrukt in zijn uitbundige kledij.

Hoewel Lucas geen leeftijd van hem noemt wordt hij, onder invloed van Hanna's leeftijd wellicht, gewoonlijk als bejaard afgebeeld.
Het Roomse Martelaarsboek herdenkt hem op 8 oktober en noemt hem senex, 'bejaard, grijsaard'.

Hanna, een oude profetes, was ook getuige van de opdracht in de tempel. Zij had, na de dood van haar man na zeven jaar huwelijk, 84 jaar vastend en biddend in de tempel doorgebracht. Nu sprak zij een dankgebed uit en vertelde aan allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten over het kind.
Zij wordt door het Roomse Martelaarsboek herdacht op 1 september.
In het oosten, waar men het feest voor Simeon en Hanna samen viert op 3 februari, wordt Simeon genoemd Theophoros of Christophoros, 'God- of Christusdrager'.
Zie ook het altaarstuk De Kruisafneming van Rubens.

De Legenda Aurea noemt Simeon en Hanna in drie hoofdstukken.
  • Bij de beschrijving van de Onnozele Kinderen staat dat Herodes op de hoogte was van de voorspellingen van Simeon en Hanna en daarom bedacht de kinderen van Betlehem te vermoorden.
    (Legenda Aurea 10,27-28)
  • Bij de beschrijving van de Zuivering van de heilige Maagd volgt Jacobus de Voragine het bijbelse verhaal van Lucas en geeft hij verklaringen bij de namen waarmee Simeon over Jezus profeteert: heil, licht en heerlijkheid. De kaarsprocessie (zie onder) op dit feest verklaart hij omdat Jozef en Maria en Simeon en Hanna ook een eerbiedige processie hielden toen zij het kind Jezus opdroegen in de tempel.
    (Legenda Aurea 37,87-110 en 135-146)
  • Bij de beschrijving van Christus' verrijzenis staat dat Simeon twee zonen had, Carinus en Leucius, die bij zijn nederdaling ter helle samen met hem zijn opgestaan en daar uitgebreid verslag van doen.
    (Legenda Aurea 52,177-231)

Data en namen van de feesten

De gebeurtenis die Lucas in zijn evangelie verhaalt, viert de oosterse kerk al vanaf het einde van de vierde eeuw en heet daar Hypapante tou Kuriou, 'ontmoeting (namelijk van Simeon en Hanna) met de Heer'. Vaste elementen in die viering waren onder meer de wijding van de kaarsen en de daarop volgende lichtprocessie vanwege Simeons woorden een licht voor de heidenen. In de westerse kerk werd het pas drie eeuwen later liturgisch herdacht en wordt hier genoemd Purificatio Beatae Mariae Virginis, 'zuivering van de heilige maagd Maria', later Candelaria of Maria Lichtmis genoemd. Het werd aanvankelijk op de veertigste dag na de oude kerstdatum van 6 januari gevierd, dus op 14 februari.

De Legenda Aurea zegt over de naam Lichtmis:
Zo houden ook wij een processie en dragen een brandende kaars die Jezus voorstelt en brengen die in de kerk. Want een kaars heeft drie elementen: was, pit en vuur, en deze drie duiden drie eigenschappen van Christus aan. De was betekent het vlees van Christus dat zonder bezoedeling geboren is uit de Maagd, zoals de bijen was voortbrengen zonder geslachtelijke vereniging, de pit die verborgen is in de was betekent de stralend witte ziel die verborgen is in het vlees, en het vuur of het licht betekent de goddelijkheid omdat onze God een verterend vuur is. Hierover dicht iemand - zonder de pit te noemen - het volgende:
Hanc in honore piae
Candelam porto Mariae
Accipe per ceram
Carnem de virgine veram
Per lumen numen
Majestatisque cacumen
(Deze kaars draag ik ter ere van de heilige Maria, beschouw de was als het ware vlees geboren uit de Maagd, het licht als de godheid en de hoogste majesteit.)
(Legenda Aurea 37,137-146)
De westerse naam Purificatio gaat terug op de joodse overtuiging dat elke vrouw die een kind ter wereld had gebracht, vanwege het daarbij gestorte bloed een aantal dagen onrein was. De oorspronkelijke keuze voor 14 februari maakt duidelijk dat we hier te doen hebben met een christianisering van een heidens feest, in dit geval de Lupercalia of Dies Februatus, die jaarlijks werden gehouden van 13-15 februari ter ere van de wolfsgod Faunus op de 15de februari. Om Rome van boze geesten te zuiveren en ziekten te weren van mensen en vee, werd dan een groot reiningingsoffer gebracht, waarbij het bloed van bokken en geiten werd geplengd, terwijl men zich vermomde met de huiden van dieren (Carnaval!) en een Amburbium, een (nachtelijke) fakkeloptocht hield. Indachtig het motto 'verander een heidens feest in een christelijk feest' werd dit feest gechristianiseerd.

Oorspronkelijk was het een Jezus-feest; in het westen werd het later een Maria-feest waarop kaarsen gewijd werden, nu gevierd op 2 februari, veertig dagen na de nieuwe kerstdatum van 25 december.
In vervlogen tijden verwisselden de dienstboden op Maria Lichtmis van betrekking wat aanleiding gaf tot verkwisting en baldadigheid, hetgeen weer leidde dat het woord 'lichtmis' losbol of lichtzinig meisje ging betekenen.

Sinds de kerkelijke kalenderhervorming van 1969 is het weer een Jezus-feest geworden onder de naam Presentatie / Opdracht van de Heer en vormt het de afsluiting van de kersttijd.

Kerkgang

Als herinnering aan deze 'zuivering' van Maria ontstond vermoedelijk reeds in de 9e eeuw bij christenen de gewoonte van de 'kerkgang': de zegening van een moeder wanneer zij na de geboorte van een kind voor het eerst naar de kerk gaat om daar God dank te zeggen. De moeder hield een kaars vast in haar linkerhand en het kind op haar rechterarm samen met de stool van de in het wit geklede priester. Bij een zijaltaar werden dan twee antifonen gebeden en Psalm 23. De moeder kreeg soms een witte sluier omgelegd en het kind ook een scapulier. Hoewel het gebruik volgens de officiële leer van de kerk niet was bedoeld om de moeder van schuld en onreinheid te zuiveren, lijkt het gebruik van witte gewaden echter toch in die richting te wijzen. Veel moeders hebben de kerkgang als kwetsend ervaren. Mede hierdoor raakte het ritueel na het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-65) in onbruik.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen