Paul Verheijen

JOACHIM PATINIR

±1480-1524

Lampsonius

Karel van Mander schrijft in zijn Schilderboek nogal openhartig over Joachim Patinir en citeert tot slot Dominicus Lampsonius, latinisering van Dominique Lampsoons (±1536-1599), een Vlaams homo universalis. Veel van wat we vandaag weten over de kunstenaars van zijn tijd is ook afkomstig uit de geschriften van Lampsonius.
De beroemde en voorname stad Antwerpen, die bloeide door de handel, heeft van overal de allerbesten uit de schilderkunst naar zich toe gelokt. Velen begaven zich dan ook naar deze stad, want de kunst is graag daar waar rijkdom heerst. Ook Joachim Patinir, die in Dinant werd geboren, is daarheen getrokken en in 1515 lid geworden van het gilde en edele schildersgezelschap van Antwerpen. Op eigen wijze schilderde hij mooie en zuivere landschappen, waarvan de bomen een beetje gestippeld werden. Ook schilderde hij er aardige figuurtjes in, zodat zijn werk gewild was, en verkocht en vervoerd werd naar verschillende landen. Hij had de gewoonte ergens in het landschap een mannetje te schilderen dat zijn behoefte deed en daarom werd hij 'kakker genoemd. Dit kakkertje' kon men pas na verscheidene malen zoeken aantreffen, net zoals het uiltje van Herri met de Bles. Patinir was behalve kunstenaar ook een wildebras en zeer tot drinken geneigd. Hij zat hele dagen in de herberg waar hij het verdiende geld verdronk, totdat hij noodgedwongen weer terugkeerde naar zijn 'geldvruchtige' penselen. Een van zijn leerlingen was Frans Mostaert, die het vak graag leerde. Maar Patinir joeg hem in zijn korzeligheid en dronkenschap vaak de straat op, zodat deze veel met Patinir had te stellen. Tijdens zijn verblijf in Antwerpen heeft Albrecht Dürer van Patinir met een koperen naald op een lei of mogelijk een metalen plaatje een zeer mooi portret vervaardigd, daar hij veel behagen schep- te in diens kunst. Van Patinir ziet men bij verschillende kunstliefhebbers zeer mooie landschappen. In Middelburg, ten huize van Melchior Wijntgis, muntmeester van Zeeland, bevinden zich drie uitstekende stukken, waarvan er één een veldslag, wemelend van de kleine hguren voorstelt, zo goed en nauwkeurig geschilderd dat geen miniaturist eraan zou kunnen tippen. Onder een portret naar een ontwerp van Dürer, dat zeer knap is gegraveerd door Cornelis Cort uit Hoorn (Curtius genoemd), spreekt de geleerde Lampsonius hem op de volgende wijze toe:
Dat onder dees al t'saem niet een ghesien can wesen,
Soo levend uytghedruckt zijn beeldt, ghedaent en wesen,
Als dijn, o Joachim, is hierom niet alleen,
Dat ghy in Coper zijt van Curti handt ghesneen,
De welcke handt niet vreest, dat ander haer sal trotsen:
Maer om dat Dürer sagh Landtschappen, hutten, rotsen,
Van u gheschildert cloeck, verwondert zijnde seer,
Met Coper stift op Ley u wesen track wel eer:
Dees trecken volghde Cort, en heeft met dit te conne
Al ander niet alleen, maer hem self overwonnen.
2016 Paul Verheijen / Nijmegen