Paul Verheijen

SAN VITALE RAVENNA

Absismozaïek

Werelderfgoed

De basiliek van San Vitale is een achthoekige basiliek in Ravenna die werd gebouwd 526 en 547 en de naam draagt van de vroegchristelijke martelaar Vitalis. De San Vitale wordt beschouwd als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Byzantijnse kunst en architectuur in West-Europa. Vooral de mozaïeken in de kerk zijn wereldberoemd. De basiliek staat, samen met zeven andere monumenten uit die periode, sinds 1996 op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

De bouw van de basiliek begon onder bisschop Ecclesius in 525 of 526, toen Ravenna nog de hoofdstad van de Ostrogoten was. Nadat het leger van de Byzantijnse keizer Justinianus onder generaal Belisarius Ravenna in 540 veroverd had, werd de San Vitale verder afgebouwd onder leiding van bisschop Maximianus van Ravenna. De kerk werd op 19 april 548 ingewijd door Maximianus.

Einde der tijden

De mozaïeken in de kerk zijn uit dezelfde periode als het gebouw zelf. De composities zijn samengesteld rond het centrale thema van het eucharistische offer voorgesteld in het Eerste Testament. Op de laterale muren worden het offer van Abel en aartsvader Melchisedech en dat van Abraham en Isaak voorgesteld, terwijl de hoekpijlers bezet worden door de figuren van Mozes en de profeten. In het gewelf houden de engelen het Lam Gods in een medaillon omhoog. De evangelisten worden voorgesteld op de rechte pijlers van de booggewelven.

De hier afgebeelde holle schelp van het apsisgewelf is het oudste mozaïek in deze kerk. Deze voorstelling van Christus heeft haar wortels in de Pantokrator-iconen. Maar in de San Vitale zien we een baardloze Christus zittend op een wereldbol en wordt Hij geflankeerd door twee (aarts)engelen. Hij reikt een kroon aan Vitalis en ontvangt de huldeblijken van de Kerk door bisschop Ecclesius, die niet heiligverklaard is en in tegenstelling tot Vitalis geen aureool heeft.
Bustes van heiligen in medaillons, vliegende engelen die het kruis op een schild houden, rijke versierselen en ten slotte de merkwaardige votiefpanelen van de heersers vervolledigen dit ensemble.

Vitalis

De Legenda Aurea schrijft een korte hagiografie over Vitalis en zijn vrouw Valeria.
Vitalis, een officier met de rang van consul, verwekte bij zijn Vrouw Valeria Gervasius en Protasius. Op een keer kwam hij met de rechter Paulinus naar Ravenna en zag daar een christen, een dokter, Ursicinus geheten, die na velerlei folteringen onthoofd zou worden. De dokter was doodsbang, maar sint Vitalis riep hem toe: 'Broeder Ursicinus, dokter, u die altijd anderen geneest, doe u zelf niet de eeuwige dood aan. U die na vele martelingen bij de palm bent gekomen, verlies de kroon niet die u door God is bereid.' Door deze woorden werd Ursicinus gesterkt: hij had spijt van zijn angst en aanvaardde gewillig de marteldood. Sint Vitalis liet hem een waardige begrafenis geven en wilde daarna niet meer naar zijn meester Paulinus terugkeren. Deze was diep beledigd, zowel omdat Vitalis niet bij hem wilde komen als omdat hij Ursicinus, toen die wilde offeren, daarvan had afgehouden en omdat hij er openlijk voor uitkwam dat hij christen was. Hij gaf bevel hem op het folterpaard te tillen. Vitalis zei tegen hem: 'U bent een grote dwaas als u denkt dat u mij kunt vangen: ik heb juist altijd mijn best gedaan anderen te bevrijden.' En Paulinus sprak tot zijn dienaren: 'Breng hem naar de Palm! En als hij weigert te offeren, graaf daar dan een kuil zo diep tot je aan het water komt, leg hem er op zijn rug in en begraaf hem levend.' Dit deden ze. Ze begroeven de heilige Vitalis daar levend, onder Nero, die zijn regering begon omstreeks het jaar des Heren 57.
De offerpriester die dit plan had voorgesteld, werd gegrepen door een demon. Zeven dagen lang bleef hij daar ter plaatse aan waanzin ten prooi en riep hij luidkeels: 'U verbrandt me, sint Vitalis!' Op de zevende dag werd hij door de demon in een rivier geworpen en kwam ellendig aan zijn eind.
De vrouw van sint Vitalis zag op de terugweg naar Milaan enkele lieden offers brengen aan de afgoden. Toen zij haar aanspoorden te eten van het vlees dat aan de afgoden was geofferd, antwoordde ze: 'Ik ben christen. Ik mag niet van uw offers eten.' Na dit antwoord geselden zij haar zo gruwelijk dat haar dienaren, die haar vergezelden, haar meer dood dan levend naar Milaan brachten, waar zij binnen drie dagen in een zalige dood naar God overging.

(Legenda Aurea 59,6-23)
Uit andere bronnen is bekend dat Vitalis een van de bekeerlingen van Petrus was, dat een zekere Agricola zijn metgezel was en dat de executieplaats in Ravenna '(bij) de Palm' werd genoemd. Bij de palm gekomen heeft hier ook de symbolische betekenis van het het martelaarschap.
In 393 beweerde de stad Bologna de lichamen van Vitalis en Agricola te hebben gevonden. Enige relieken zouden naar Florence zijn overgebracht.
De feestdag van Vitalis en Valeria was op 28 april, maar ze zijn in 1969 van de canon geschrapt.
Anoniem
Majestas met twee aartsengelen, Vitalis en Ecclesius (tussen 525 en 548)
Mozaïek
Ravenna - San Vitale
2016 Paul Verheijen / Nijmegen