Serie prelaten van Utrecht
De hier afgebeelde gravure van Odulphus is nummer 8 uit een serie van twaalf geestelijken uit Utrecht die gemaakt zijn door de familie Bloemaert in opdracht van de aartsbisschop van Utrecht. De prent bevat Latijnse teksten over zijn leven.
- Boven:
Cantabiles mihi erant iustificationes tuae, in loco peregrinationis meae. Psalm 118:54 (Vulgaatnummering)
Uw wetten zijn voor mij als liederen in het huis waar ik als vreemdeling woon (Psalm 119:54)
- Eerste regel onder:
In memoria aeterna erit iustus: ab auditione mala non timebit. Psalm 111:7 (Vulgaatnummering)
De rechtvaardige zal in eeuwige herinnering blijven: hij zal niet beven bij het horen van slecht nieuws (Psalm 112:6-7a)
- Biografische tekst:
S. ODVLPHVS Presbiter, Oorschoti in Campinia nobili francoru‑ prosapia natus, primu‑ Oorschotensis Ecclesiae pastor, deinde Canonicus Vltrajectensis factus. Martijrij vero desiderio flagrans, S. Fredericu‑ Episcopu‑ in convertendis relapsis Frisonibus strenue adjuvit. In vigiliis, jejuniis et orationibus sedulus, pauperum cura celebris et in distribuendo res ecclesiasticas prudens. Tandem plenus annoru‑ ac meritorum in Domino obdormivit. Sepultus Vltrajecti ad S. Salvatorem miraculis claruit. Obijt A.° 838. natalis agitur 12 Iunij.
Odulphus, priester geboren in Oorschot in de nederzetting Campinia, diende eerst als pastoor in Oorschot, daarna als kanunnik in Utrecht. Gedreven door vurige bewondering hielp hij bisschop Fredericus actief bij de bekering van heremissen in Friesland. Hij was ijverig in waken, vasten en gebed, zorgzaam voor de armen en wijs in het bevel over kerkelijke goederen. Uiteindelijk is hij vredig gestorven op hoge leeftijd, begaven te Utrecht bij de Heilige Salvator en werd beroemd door wonderen. Hij overleed in het jaar 838, herdacht op 12 juni.
Volgens enkele hagiografieën stierf Odulphus, zoon van edelman Ludgis, rond 855 en vulde zijn sterfkamer zich met een heerlijke geur. Dat gebeurde vermoedelijk in Utrecht waar hij kanunnik was in het kathedrale Sint-Martinusklooster. Zijn naam is verbonden met Fredericus van Utrecht (feestdag 18 juli) - die hem naar Stavoren had gestuurd om er een augustijner kapittelklooster te stichten - en met Hunger van Utrecht (feestdag 22 december) met wie hij de Noormannen was ontvlucht. Hij voorspelde aan de Friezen hoe zij door heidense invallen van hun geloof zouden worden beroofd. Dat zou gebeuren op het moment, dat de zware steen, die vlak voor kerk van Stavoren lag, eigener beweging in zee zou rollen. Maar zodra die steen op dezelfde manier weer op zijn plaats terug zou komen - dat kon zelfs wel na Odulphus' dood zijn - dan zou het geloof hun weer opnieuw geschonken worden. Deze voorspelling ging in vervulling met de invallen van de Noormannen.
De legende vertelt dat hij tijdens zijn priesterstudie zo zijn best deed dat zijn leraar hem als beloning een appel gaf. De enige luxe die hij zich permitteerde schijnt een wandelstok geweest te zijn. Omstreeks 806 werd hij pastoor in zijn geboorteplaats Oirschot waar hij eens na gebed aan het altaar de kerk voor brand wist te behoeden door met zijn wandelstok op het vuur te slaan, hoewel zijn cel voor de vlammen niet gespaard bleef. Op een wastafeltje dat aan zijn wandelstok hing zou hij de namen hebben genoteerd van zijn bekeerlingen. Hij voorspelde ook dag en uur van zijn eigen dood.
Zijn relieken kwamen terecht in Stavoren en Utrecht, maar werden door de Noormannen gestolen en in 1034 in verkocht. Uiteindelijk kwamen ze terecht in de abdij van Evesham. Dat legde daar geen windeieren want er gebeurden zoveel wonderen dat Odulphus tot lokale heilige werd verheven.
Als heilige geniet Odulphus geen grote volksdevotie en is zijn matige populariteit voornamelijk in Brabant te merken aan twee naar hem genoemde kerken in Oirschot en Best (aldaar ook een gilde en een zijn afbeelding met appel en boek in het stadswapen) en een lyceum in Tilburg.
|
Almuis voor een kanunnik
Odulphus is staand voorgesteld. Hij leest, licht voorovergebogen, in een boek dat hij met beide handen vasthoudt. Aan zijn voeten ligt een groot rotsblok met daarop een opengeslagen boek en een bonnet, een hoog opstaand, vierzijdig, gedeukt hoofddeksel, dat sinds de late Middeleeuwen vrij algemeen door de geestelijkheid werd gedragen. Hij is gekleed in een toga met daarboven een witte superplie en een stola. In de middeleeuwse iconografie behoren de gewaden waarmee Odulphus wordt afgebeeld niet uitsluitend toe aan bisschoppen, maar worden zij evenzeer aangetroffen bij heiligenfiguren die de priesterwijding hebben ontvangen. Over zijn linkerarm hangt een zorgvuldig gedrapeerd almuis, een uit kleine velletjes bont samengestelde schoudermantel die uitsluitend door kanunniken werd gedragen, aanvankelijk functioneel tijdens de koordiensten, later louter als onderscheidend waardigheidssymbool. Kanunniken worden in de middeleeuwse iconografie dan ook steeds voorgesteld met een almuis. Odulphus is, voor zover bekend, de enige heiligenfiguur in het Utrechtse diocees die ook als kanunnik bekend stond en werd vereerd en ook iconografisch als zodanig werd voorgesteld.
|