Paul Verheijen

MEESTER VAN SAINT-GILLES

De doop van Clovis

Doorbraak

Op dit paneel van een anonieme schilder met de noodnaam 'Meester van Saint-Gilles' is de doop van koning Clovis (±466-511) door bisschop Remigius (zie onder) te zien, die plaatsvond met Kerstmis rond 496 in Reims. Gregorius van Tours vertelde circa 580 in het tweede deel van zijn Historia Francorum het verhaal van deze doop. Clovis' doop geschiedde mede door toedoen van zijn reeds tot het christendom bekeerde vrouw Clotilde. Zijn doop betekende een doorbraak in de missionering onder de Franken. In Parijs begon hij rond 500 bijvoorbeeld met de bouw van een aan Genoveva gewijde kerk, waar het koningspaar later ook begraven is.
In de hagiografie van Marta vertelt de Legenda Aurea dat Chlodovech genezen werd van zware nierpijn bij haar graf in Tarascon (Legenda Aurea 101,59-60).

Met Clovis begon een bonte stoet aan Franse koningen met van hem afgeleide namen als Clodovicus, Lovis, Louis, Chlodovech, Ludovicus, Lodewijk, Chlodwig, Ludwig, enz.
Een vroom christen werd Clovis overigens allerminst: zijn wreedheid bleef onveranderd groot en iedereen die hij beschouwde als een potentiële belager van zijn macht, werd vermoord.
Soms staat Clovis op een lokale heiligenlijst wat hij dus niet te danken heeft aan een heilige levenswandel, maar aan het feit dat door zijn toedoen Gallië de christelijke godsdienst aannam.
Zijn feestdag is in dat geval op 27 november.

Het paneel in detail

Het paneel maakte waarschijnlijk deel uit van een groot polyptiek. Twee panelen toonden scènes uit het leven van Egidius. Het paneel met de doop van Clovis geeft ons zowel een kijkje in de dooppraktijk van de 5e/6e eeuw als in die van de 16e eeuw.
In de 5e/6e eeuw werd de doop vaak uitgevoerd door immersie, onderdompeling, in water, waarbij de persoon volledig in het water werd ondergedompeld. De doopceremonie was lang en omvatte verschillende rituelen, zoals het zalven met olie, het uitspreken van de geloofsbelijdenis, en het ontvangen van een wit kleed om de reinheid na de doop te symboliseren. De doopvont stond vaak in een aparte ruimte, de doopkapel, dicht bij de kerk, en het ritueel werd vaak uitgevoerd tijdens Paasnacht.
In de 16e eeuw werd de onderdompeling steeds minder gebruikt. De meeste dopen werden uitgevoerd door affusie, besprenkeling, waarbij de priester water over het hoofd van de dopeling goot. De doop vond meestal in de kerk zelf plaats, vaak bij een kleiner doopvont in plaats van in een aparte kapel.

Op het hier afgebeelde paneel zijn de gebruiken min of meer versmolten. Clovis staat in een zandsteenkleurige, heuphoge doopvont met de handen samengevouwen in gebed. Hij staat met zijn lichaam naar de kijker gericht, maar zijn hoofd helt iets naar links. Hij draagt ​​een kroon met juwelen over zijn kinlange bruine haar en kijkt naar rechts met donkere ogen onder donkere wenkbrauwen. De doopvont staat op een fraai bewerkte grijze stenen sokkel. Omdat Clovis er naakt instaat, zou je een onderdompeling verwachten, maar alleen zijn hoofd wordt vanuit een gouden schaaltje met water besprenkeld.

Dat wordt gedaan door Remigius. Zijn linkerhand houdt hij omhoog naar Clovis gericht. Hij draagt ​​een met juwelen versierde gouden en zilveren mijter die de zijkanten splitst om de rode voering bloot te leggen, en een rijkelijk brokaatrode en gouden pluviale, koormantel (letterlijk: regenmantel), met koningsblauwe voering. Deze wordt gedragen bij alle niet-eucharistische vieringen. De gouden agraaf, koormantelgesp, heeft een afbeelding van Christus Pantokrator. Op de aurifriezen van zijn pluviale staan Paulus met een zwaard en Petrus met een grote sleutel in de ene hand en een boek in de andere. Twee andere apostelen hierop zijn slechts deels te zien en niet te identificeren. Onder zijn koormantel draagt Remigius een witte albe met daarover weer een rode superplie.

Rechts van hem staan vijf mannen in liturgisch gewaad dicht op elkaar. De twee voorste zijn gekleed in een koormantel van brokaat die wordt bijeengehouden door een eenvoudige stoffen knoop (ter onderscheiding van de agraaf van Remigius) met een negenpuntige ster. Als deze symbolisch bedoeld is dan verwijzen de negen punten mogelijk naar het stervensuur van Christus. Op de aurifriezen zien we verschillende feniksen afgebeeld. Het christelijk geloof zag in de feniks het symbool van de herrijzenis. In dit geval verwijzen ze dan ook naar de wedergeboorte van Clovis door zijn doop. Bijzonder is wel dat fabeldieren hier op liturgische gewaden verschijnen. De twee 'helpers' zijn niet geïdentificeerd. Mogelijk is een van hen Vedastus van Atrecht (zie onder) die Clovis voor zijn doop onderrichtte. Hij zou dan degene kunnen zijn die de mouw van de opgestoken hand van Remigius vasthoudt. De andere, wat oudere man, met grijzend haar, houdt de gouden crosier, kromstaf, van Remigius vast met in de krul een afbeelding van de Madonna met Kind.

De meest rechts afgebeelde half zichtbare man van de drie achter de twee helpers draagt een kistje met twee houders bestemd voor vaatjes of ampullen: chrisma (zalf) en olie (zie inzet). De houder is leeg op een klein staafje na. Volgens de Legenda Aurea was er aanvankelijk namelijk geen chrisma aanwezig en werd die door een duif gebracht (zie onder).

Links van de doopvont staan vier personen. De enige vrouw, Clovis' vrouw Clotilde, kijkt toe met haar haren achterovergekamd onder een goudkleurige sluier. Twee mannen rechts naast haar dragen met bont afgezette mantels in rijk rood en donkergroen, en elk raakt Clovis' rechterarm aan. Het zijn de 'peetborgen' die Clovis ondersteunen (en later afdrogen, aankleden). In onze tijd zijn deze borgen bij een doopsel gewoonlijk vervangen door een peter en meter. Het is niet bekend of Clovis deze borgen ook daadwerkelijk heeft gehad en zo ja, wie dat dan zouden kunnen zijn geweest.

Een kleinere (of knielende?) monnik met tonsuur in wit habijt, houdt waarschijnlijk een Evangeliarium tegen zijn borst. Het is gebonden in lichtbruin leer met metalen gespen en beslag.

Op de achtergrond kijken vijf mannen vanaf het orgelbalkon naar het tafereel. Meer mensen op een binnenplaats buiten de ingang van de kerk bekijken het ritueel. Ze dragen mantels en leggings in roze, smaragdgroen, lichtblauw of bruin. Vooraan in de menigte houdt een man een wapen met lange steel vast met een bijlblad en een speerpunt. Hij staat mogelijk model voor het grote aantal van Clovis' soldaten en edelen (volgens sommige bronnen ongeveer drieduizend) die tijdens dezelfde ceremonie ook werden gedoopt.

Andere stenen gebouwen zijn zichtbaar rond de binnenplaats. Een pauw strijkt neer op een boog boven de menigte, in de verte. Symboliseert hij de trots van Clovis?

Remigius

Remigius van Reims, die het epitheton `apostel der Franken' heeft gekregen, werd rond 435 geboren en moet een uitstekende opleiding hebben genoten, reden waarom hij, jonger dan volgens de concilie-voorschriften was toegestaan, op 22-jarige leeftijd tot bisschop van Reims werd gekozen en gewijd. Vanaf Clovis' troonsbestijging in 481 beinvloedde Remigius hem. Remigius wijdde zich, nadat hij Clovis gedoopt had, geheel aan de christianisering van de Franken. Door de oprichting van een aantal belangrijke bisdommen en het bijeenroepen van een synode legde hij het fundament voor de kerkelijke organisatie van het rijk.

In het Roomse Martelaarsboek wordt hij herdacht op 1 oktober (translatie) en op 13 januari. De Legenda Aurea wijdt dan ook twee hoofdstukken aan hem. In hoofdstuk 16 beschrijft hij de doop van Clovis.
In die tijd was Chlodovech koning van het Frankenland. Hij was een heiden en zijn vrouw, die een vurig christen was, slaagde er niet in hem te bekeren. Maar toen hij vernam dat een onafzienbaar leger van ee Alamannen tegen hem oprukte, deed hij aan de Heer God die door zijn vrouw werd vereerd, de gelofte dat als Hij hem de overwinning op de Alamannen schonk, hij het geloof in Christus zou aannemen. Zijn wens ging in vervulling en hij begaf zich naar de heilige Remigius met het verzoek hem te dopen. Toen ze bij de doopvont kwamen, was daar geen heilig chrisma. Maar zie, een duif bracht in haar snavel een ampul met chrisma en daarmee zalfde de bisschop de koning. Deze ampul wordt bewaard in de kerk van Reims en daaruit worden tot de dag van vandaag de koningen van Frankrijk gezalfd.
(Legenda Aurea 16,18-21)
En over de translatie van Remigius schrijft hij in hoofdstuk 143:
Want toen zijn lichaam na zijn overlijden op een draagbaar naar de kerk van de heilige Timotheüs en Apollinaris gebracht zou worden, werd het bij de kerk van sint Christophorus zo zwaar dat het niet meer te verplaatsen was. Ten einde raad vroegen ze de Heer hun duidelijk te willen maken of Hij soms wilde dat het begraven werd in deze kerk van sint Christophorus, waar talloze resten van heiligen rustten. Onmiddellijk konden zij het lichaam opbeuren alsof het een veertje was en ze gaven het daar een eervolle begrafenis. Toen daar vele wonderen gebeurden, vergrootten ze de kerk en maakten achter het altaar een crypte. Maar nadat ze het lichaam hadden uitgegraven om het daar ter ruste te leggen, konden ze het met geen mogelijkheid verplaatsen. Ze brachten de nacht door in gebed, maar omstreeks middernacht waren ze allemaal in slaap gevallen. De volgende morgen, de eerste dag van oktober, ontdekten ze dat het graf met het lichaanm van sint Remigius door engelen naar de crypte was gedragen. Veel later werd het lichaam op deze dag in een zilveren kist naar een mooiere crypte overgebracht.
(Legenda Aurea 143,37-42)

Vedastus

De Legenda Aurea wijdt een kort hoofdstuk aan deze bisschop uit de tweede helft van de 5de eeuw, ook wel Vaast en Gaston genoemd.
Vedastus werd door de heilige Remigius tot bisschop van Atrecht gewijd. Toen hij bij de poort van de stad kwam en daar twee armen aantrof die een aalmoes vroegen, de een blind, de ander kreupel, zei hij tegen hen: ‘Goud en zilver heb ik niet, maar wat ik heb geef ik jullie.' En hij sprak een gebed en genas ze beiden.
In een verlaten kerk die met doornstruiken was overwoekerd, huisde een wolf *. Hij gebood hem te maken dat hij wegkwam en het niet te wagen daar nog eens terug te komen. En zo gebeurde het.
Ten slotte, nadat hij door woord en daad velen had bekeerd, zag hij in het veertigste jaar van zijn episcopaat een vuurzuil van de hemel neerdalen tot in zijn huis. Hij begreep dat zijn einde nabij was en korte tijd later ontsliep hij in vrede omstreeks het jaar des Heren 550. Toen zijn lichaam werd overgebracht, klaagde Audomarus, die van ouderdom blind was, dat hij het lichaam van de heilige niet kon zien. Meteen kreeg hij het licht in zijn ogen terug, maar later verloor hij het weer, op zijn eigen gebed.

(Legenda Aurea 40,3-11)
Een aan Vedastus gewijde Vita, geschreven door Jonas van Bobbio in de eerste helft van de 7e-eeuw, verhaalt dat Vedastus eens bij een feestmaal aanwezig was. Er stonden grote aarden potten vol bier waarvan sommige voor de heidenen en andere voor de christenen waren bestemd. De potten voor de heidenen waren reeds naar heidens gebruik gezegend en men vroeg Vedastus de christelijke te zegenen. Vedastius maakte echter een kruis over alle aanwezige vaten, waarop de heidense vaten in stukken braken. Dit wonder maakte uiteraard grote indruk en Vedastus gebruikte het om de dwaalleer van het heidendom aan de kaak te stellen, waarop verschillende feestgasten zich bekeerden.

De liturgisch herdenkdag van Vedastus is op 6 februari.
* Een variant op deze legende spreekt over een beer
Meester van Saint-Gilles
De doop van Clovis (±1500)
Olieverf op paneel, 62 x 46 cm
Washington - National Gallery of Art
2016 Paul Verheijen / Nijmegen