Paul Verheijen

GUERCINO

Petronilla

Legendarische dochter

Het Roomse Martelaarsboek herdenkt Petronilla op 31 mei:
Te Rome de heilige maagd Petronilla, een dochter van de zalige apostel Petrus. Zij wees een huwelijk met de edelman Flaccus af, en toen zij nu drie dagen bedenktijd kreeg en die in vasten en gebed doorgebracht, gaf zij op de derde dag, na het heilig sacrament des altaars ontvangen te hebben, de geest.
De martelaarsacten van Petronilla werden pas in de 6e eeuw opgesteld, toen een bij de catacomben van Domitilla in Rome gebouwde basiliek aan haar werd gewijd. In deze catacomben bevond zich haar graf en zijn enkele enkele inscripties teruggevonden, waaruit blijkt dat ze martelares is geweest. De auteur van haar martelaarsacte negeerde archeologische gegevens en vermengde de feiten over Petronilla met zaken uit de als een roman lezende Passio van de door Petrus gedoopte broers en martelaren Nereus en Achilleus die op hun beurt al vermengd waren met apocriefe teksten. Volgens deze bron zou Petronilla aan koorts gestorven zijn in de tijd van keizer Domitianus en niet als martelares, een gegeven dat het Roomse Martelaarsboek volgt. Achtergrond van deze 'koorts' zonder ziekte is vermoedelijk de passage in het Tweede Testament waarin Jezus de schoonmoeder van Petrus geneest van koorts (Matteüs 8:14-15 // Marcus 1:29-31 // Lucas 4:38-39).
Vermoedelijk behoorde Petronilla tot een welgestelde Romeinse familie.

De Legenda Aurea wijdt een kort hoofdstuk aan Petronilla.
Petronilla, van wie sint Marcellus het leven heeft beschreven, was de dochter van de heilige apostel Petrus. Zij was een buitengewoon mooi meisje en leed, omdat haar vader dat wilde, aan koortsen. Toen de leerlingen eens bij hem aan tafel aanlagen, zei Titus tegen hem: 'Alle zieken worden door u genezen. Waarom laat u het dan gebeuren dat Petronilla het bed moet houden? Petrus antwoordde: 'Omdat dit het beste voor haar is. Maar misschien denkt men dat haar genezing onmogelijk is en dat ik dat met mijn woorden wil verbloemen. Daarom', en nu tot haar: 'Sta vlug op, Petronilla, en bedien ons.' Meteen was ze gezond, stond op en bediende hen. Toen ze klaar was met bedienen, zei Petrus tegen haar: 'Petronilla, ga weer naar je bed.' Meteen ging ze terug en begon weer als tevoren aan de koortsen te lijden. Maar toen zij in de liefde tot God de volkomenheid had bereikt, genas hij haar ook volkomen.

De kamerheer Flaccus bracht haar een bezoek; hij begeerde haar om haar schoonheid tot echtgenote. Maar zij gaf hem ten antwoord: 'Als u mij als echtgenote wilt hebben, laat dan meisjes bij mij komen om mij naar uw huis te vergezellen'. Terwijl Flaccus op zoek was naar die meisjes, gaf Petronilla zich over aan vasten en gebed. Ze ontving het lichaam van de Heer, legde zich op haar bed en ging drie dagen later over naar de Heer. Toen Flaccus zag dat hij was bedrogen, richtte hij zijn aandacht op Felicula, een vriendin van Petronilla, en droeg haar op ofwel met hem te trouwen of aan de afgoden te offeren. Omdat zij dat allebei weigerde, liet de prefect haar zeven dagen lang zonder eten en drinken in de kerker doorbrengen. Daarna liet hij haar doodmartelen op het folterpaard en haar lichaam in het riool gooien. Sint Nicodemus haalde het eruit en begroef het. Daarom werd hij door de kamerheer Flaccus ontboden en, omdat hij weigerde te offeren, met loodzwepen doodgeslagen. Zijn lichaam werd in de Tiber gegooid, maar het werd er door Justus, een van zijn geestelijken, uitgehaald en kreeg een waardige begrafenis.
(Legenda 73,1-19)
N.B.: Jacobus de Voragine noemt Felicula (die het Roomse Martelaarsboek herdenkt op 13 juni) en Nikodemus die ook een rol speelde bij de begrafenis van Jezus. In andere bronnen wordt deze 'begrafenisondernemer' - met twee letters verwisseld - Nicomedes genoemd die hetzelfde Roomse Martelaarsboek herdenkt op 15 september.

Geschenk

De translatie van de relieken van Petronilla is verbonden met een historisch feit.
Toen Stefanus II (paus van 752-57) door de Lombarden werd bedreigd, riep hij de hulp in van Pepijn de Korte.
Die ondernam twee zegevierende expedities naar Italië en schiep vervolgens - om de onafhankelijkheid van het pausdom veilig te stellen - de kerkelijke staat.
Als dank werden de relieken van Petronilla geschonken aan Pepijn die haar liet bijzetten in de oude Sint Pieter in het cirkelvormige mausoleum dat daarna Sint-Petronilla werd genoemd.
Toen de rotondo van Sint-Petronilla werd gesloopt ten behoeve van de bouw van de nieuwe Sint Pieter, werd haar lichaam in 1606 overgebracht naar een nieuw altaar.

Graflegging of opgraving?

Nadat het lichaam van Petronilla was overgebracht naar de nieuwe Sint-Pieter, kreeg Guercino de opdracht van Gregorius XV een ​​altaarstuk te schilderen boven haar nieuwe graf.
Het werk is verdeeld in twee registers.

In de onderste helft houden twee krachtige mannen Petronilla, hangend in een lijkwade en getooid met een bloemenkrans om haar hoofd, boven haar graf.
Ze worden omgeven door - vermoedelijk - bekenden of familieleden van Guercino of de paus.
Hoewel de gebruikelijke titel van dit werk Begrafenis en Glorie van Petronilla is, wordt de voorstelling onderin soms ook gezien als de opgraving van haar lichaam.
Let bijvoorbeeld op de beide handen die onder uit het beeldvlak opsteken: duwen deze het lichaam omhoog of dienen ze als tegendruk om het lichaam langzaam neer te kunnen laten?

Bovenin wordt de apotheose van Petronilla weergegeven.
Christus op een wolk neemt haar op in de hemel, terwijl Petronilla nederig haar hoofd buigt.
Zijn halfnaakte lichaam contrasteert met de rijk versierde kleding van de heilige.
Giovanni Francesco Barbieri (genaamd Guercino) (1591-1666)
Seppellimento e gloria di Santa Petronilla (1621-23)
Olieverf op doek, 720 x 423 cm
Rome - Capitolijnse Musea
2016 Paul Verheijen / Nijmegen