Thema
De verheerlijking van de Kerk en haar overwinnig op het heidendom
Het wordt uitgebeeld in vier gebeurtenissen uit het leven van keizer Constantijn.
Na zijn dood in 1520 zetten zijn leerlingen het werk voort tot de voltooiing in 1525. Gezien het vele werk liet Rafaël de uitvoering over aan zijn leerlingen. De decoratie wordt gecompleteerd met een gobelin en met afbeeldingen van pausen tussen engelen en allegorische figuren:
Onder 1: in het grote compartiment het leger van Constantijn in Rome en in de twee kleinere de intocht in Rome. Onder 2: in de grote compartimenten de voorbereidingen voor de strijd, ondervraagt Constantijn de gevangenen en de ontdekking van het lichaam van Maxentius, het legerkamp en het schip met krijgers die het hoofd van Maxentius dragen in het kleine compartiment. Onder 3: het bevel om de plakkaten tegen christenen te verbranden en de stichting van de Vaticaanse basiliek. Onder 4: de ontdekking van het kruis, Sylvester geneest Constantijn van melaatsheid en de verschijning van de heiligen Petrus en Paulus aan Constantijn . Veel kunsthistorici vinden deze zaal van minder belang en minder mooi dan de overige drie stanze. Voor meer informatie over Constantijn: |
Plafond![]() Een kleine eeuw later werden zelfs alle andere godsdiensten buiten het christendom verboden. Op het plafond heeft Tommaso Laureti tussen 1582-85 deze triomf van het christendom uitgebeeld. Voor het kruisbeeld op een sokkel ligt een omgevallen en daardoor gebroken godenbeeld op de grond. |
Urbanus I![]() Over Urbanus I is nauwelijks iets bekend. Sommige van zijn legenden zijn verbonden met Caecilia, mogelijk een vergissing met een andere bisschop Urbanus die geen paus was en leefde onder keizer Diocletianus, op 25 mei de marteldood stierf en werd begraven op het kerkhof van Sint-Pretextatus. Het Roomse Martelaarsboek lijkt deze vergissing ook te maken met de herdenking van paus Urbanus op 25 mei. In 1969 is Urbanus I dan ook van de heiligencanon geschrapt. Te Rome aan de Via Nomentana de geboortedag van de zalige paus Urbanus I, martelaar. Door zijn aanmoediging en onderrichtingen hebben velen (onder wie ook Tiburtius en Valerianus) het christelijke geloof omhelsd en het martelaarschap daarvoor ondergaan. Ook hijzelf heeft na de vervolging van Alexander Severus veel voor Christus' Kerk moeten lijden en heeft tenlaatste door onthoofding de martelaarskroon verworven.Jacobus de Voragine wijdt een kort hoofdstuk van zijn Legenda Aurea aan de eerste paus met de naam Urbanus. Urbanus volgde paus Calixtus op. Nadat er in zijn tijd een zeer zware christenvervolging was geweest, verkreeg Alexander de keizerlijke macht. Zijn moeder Hamea was een christen, bekeerd door Origenes. Met moederlijke smeekbeden haalde zij haar zoon over de vervolging van de christenen te staken. Maar Almachius, de stadsprefect en de man die de heilige Caecilia had laten onthoofden, bleef toch meedogenloos tegen de christenen tekeergaan. Met grote ijver liet hij zoeken naar sint Urbanus en nadat hij hem door het speurwerk van een dienaar, Carpasius, met nog drie priesters en drie diakens in een grot had ontdekt, zette hij hem gevangen. Daarna liet hij hem aan zich voorleiden en legde hem ten laste dat hij, samen met die heiligschennende Caecilia en die mannen van aanzien, Tiburtius en Valerianus, vijfduizend mensen van het rechte pad had gebracht; bovendien eiste hij de schatten van Caecilia op. Urbanus antwoordde hem: 'Het is blijkbaar meer uw hebzucht dan uw verering voor de goden die u ertoe brengt tegen de heiligen tekeer te gaan. De schat van Caecilia is door de handen van de armen naar de hemelen opgestegen.' Toen ze sint Urbanus en zijn gezellen met loodzwepen afranselden, riep hij de Heer aan bij zijn naam Eljon. De prefect begon te lachen en zei: 'Die oude man wil voor een geleerde doorgaan en daarom praat hij nu in geheimtaal.' Maar omdat men ze niet klein kon krijgen, werden ze weer in de kerker opgesloten. Daar doopte sint Urbanus drie tribunen die naar hem toe waren gekomen, alsook zijn cipier Anolinus. Op het bericht dat Anolinus christen was geworden, werd hij voor de prefect gedaagd en, toen hij weigerde te offeren, onthoofd. Sint Urbanus werd met zijn gezellen naar het godenbeeld gebracht en onder druk gezet om wierook te offeren. Maar op een gebed van Urbanus viel het beeld om en doodde tweeëntwintig priesters die voor het vuur zorgden. Toen reet men hun het vlees open en bracht hen vervolgens naar de offerplaats. Maar zij spuwden op het afgodsbeeld en maakten een kruisteken op hun voorhoofd. Ze gaven elkaar de vredeskus en ondergingen hun doodvonnis, onder Alexander, die zijn regering begon omstreeks het jaar des Heren 220. Maar Carpasius werd ogenblikkelijk door een demon gegrepen. Terwijl hij zijn eigen goden lasterde en zijns ondanks de christenen verheerlijkte, werd hij door de demon gewurgd. Toen zijn vrouw Marmenia dit had gezien, ontving zij het doopsel uit handen van sint Fortunatus, de priester, samen met haar dochter Lucina en haar hele huishouding. Daarna gaf zij de lichamen van de heiligen een waardige begrafenis.Het lichaam van Urbanus zou zijn begraven in de catacomben van Calixtus en in 818 naar de Santa Prassede zijn overgebracht, maar volgens andere bronnen was dat naar de Santa Cecilia in Trastevere. Binnen de context van dit relaas van De Vorgine is het opmerkelijk dat er van Urbanus beelden werden gemaakt die onder water werden gedompeld. Dat het twee doelen: een door droogte mislukkende oogst voorkomen en Urbanus straffen als er teveel regen kwam. Op Urbanstag 25 mei worden in Duitsland processies gehouden door de wijnstreken omdat rond zijn feestdag de druiven beginnen te groeien. Urbanus is dan ook patroon van wijnbouwers. |
| 2016 Paul Verheijen / Nijmegen |