Paul Verheijen

LUCA SIGNORELLI

Pala Sant'Onofrio

Schaars en weelderig gekleed

Vasari schrijft over dit werk van Luca Signorelli:
In Perugia maakte hij nog veel werken, en onder andere in de kathedraal, voor Messer Iacopo Vannucci van Cortona, bisschop van die stad, een paneel; waarop staat Onze Lieve Vrouw, S. Onuphrius, S. Herculanus, S. Johannes de Doper en S. Stefanus; en een engel die een luit bespeelt, mooi.
Dit altaarstuk was oorspronkelijk bestemd voor de Lorenzo-kathedraal in Perugia.
De heilige die Vasari identificeert met Stefanus zal dus vermoedelijk Laurentius zijn.
De Maagd Maria zit, centraal op de troon, te lezen.
Het Kind houdt een lelie vast en heeft zijn blik ook gericht op Maria's boek.
Ze worden omringd door links Johannes de Doper en Onuphrius de Grote (zie onder) en rechts twee van de patroonheilgen van Perugia waarschijnlijk dus Laurentius en Herculanus (zie onder).
De heiligen zijn geschilderd volgens het principe van de isocephalie, dat wil zeggen dat hun hoofden op dezelfde horizontale lijn zijn afgebeeld.
De musicerende engel die de luit bespeelt, is doet denken aan de Venetiaanse schilderkunst die grote invloed had tijdens de Quattrocento-periode.
De gedetaillerde planten hebben hun eigen symboliek:
De lelie vastgehouden door het Kind Jezus, snij- en droogbloemen in transparante vazen op de voorgrond en op de eerste trede van de sokkel, een gebladerte dat de naaktheid van Onuphrius bedekt en meerjarige bloemen opgehangen aan de zijstijlen van de houten boog die boven het hoofd van Maria hangt.
De achtergrond van de compositie blijft neutraal en verloopt van puur blauw aan de bovenkant naar wit aan de onderkant zonder enig ander detail.
In de beeldende kunst staat horror vacui, 'angst voor de leegte', voor het verschijnsel dat kunstenaars elk leeg plekje opvullen.
In dit geval zijn dat de fladderende engelen die de lege ruimte links- en rechtsboven invullen.

De heiligen aan de linkerkant zijn schaars gekleed of zelfs naakt, de heiligen aan de rechterkant gekleed in weelderig vervaardigde kerkelijke gewaden.
Laurentius draagt ​​een Verrijzenis op zijn borst en op zijn linkerarm boven een Noli me tangere en onder een Annunciatie.
Herculanus draagt ​​verschillende scènes uit het leven van Jezus op zijn kazuifel.
In overeenstemming met de realistische principes van het geldende perspectief, zijn de halo's van de heiligen elliptisch.
De versiering van de troon en zijn voetstuk is classicistisch.

Onuphrius de Grote

Onuphrius de Grote was een Egyptische asceet die rond 400 als woestijnvader in een hol ten oosten van Thebe leefde. Daar werd hij ontdekt door Paphnutius die over hem een met legenden doorweven Vita schreef die rond 1100 in het Armeens werd vertaald. Volgens Paphnutius was Onuphrius de zoon van een vorst en is hij eerst een korte tijd als monnik in een klooster te Hermopolis geweest, om daarna zestig jaar lang in volstrekte eenzaamheid in de woestijn te verblijven. Engelen brachten Onuphrius de heilige hostie en hij zou zich in het leven gehouden hebben met de twaalf vruchten die een palmboom elk jaar voor hem voortbracht. Op het einde van zijn leven heeft Paphnutius, zegt deze, hem bezocht. Hij trof Onuphrius aan met een lange baard en slechts gekleed in zijn eigen lange haren en een ruw geweven kleed van bladeren. Eerst vluchtte Onuphrius voor hem weg in de mening dat de bezoeker een wild dier was. Paphnutius heeft hem bijgestaan bij zijn levenseinde en hem met de hulp van twee leeuwen begraven. De legende vertelt hoe Onuphrius met een opzienbarend wonder de beschuldiging ontkrachtte dat een vrouw een onwettig kind had voortgebracht: men moest het kind in het vuur houden, en het ver-brandde niet.
Zijn bijnaam 'de Grote' dankt Onuphrius aan de grote verbreiding van zijn verering vanuit de Koptische Kerk vanaf de 7e eeuw over heel het Oosten. In Constantinopel waren aan hem twee kapellen gewijd. Door kruisvaarders werden zijn persoon en cultus vanaf de 12e eeuw ook in het Westen bekend: zie bijvoorbeeld de Sant'Onofrio al Gianicolo te Rome. Hij werd vanaf de tweede helft van de 12e eeuw patroon van München en van Braunschweig, waar men relieken van de heilige bezit.
Het Roomse Martelaarsboek herdenkt hem op 12 juni:
In Egypte de heilige kluizenaar Onuphrius. Hij lijdde zestig jaren lang in een uitgestrekte wildernis een godvruchtig leven en ging, beroemd door grote deugden en verdiensten, naar de hemel. De abt Paphnutius heeft zijn voortreffelijk leven te boek gesteld.
Signorelli heeft Onuphrius afgebeeld, min of meer gekleed in zijn eigen lange haren, zoals Paphnutius schrijft dat hij de woestijnvader had aangetroffen.

Herculanus

Herculanus wordt in het Roomse Martelaarsboek kort herdacht op 7 november en de translatie van zijn relieken op 1 maart:
Te Perugia het overbrengen van de heilige bisschop Herculanus, martelaar. Hij was op bevel van Totila, de koning van de Gothen onthoofd. Veertig dagen nadat zijn hoofd was afgehouwen - zo schrijft de heilige paus Gregorius - vond men het weer zo met het lichaam verbonden, alsof het zwaard geen wonde geslagen had.
Herculanus van Perugia (Italiaans: Ercolano) was een bisschop aldaar.
Volgens paus Gregorius I de Grote in zijn Dialogen onderging Herculanus het martelaarschap toen Totila, de plunderende leider van de Ostrogoten, Perugia in 549 veroverde.
Voordat de stad werd ingenomen hielp Herculanus zijn stadgenoten en moedigde hun aan.
Hij zou hebben geprobeerd de stad te redden door de laatste zak graan aan het laatste lam te voeren.
Dit was bedoeld om de Ostrogotische troepen de indruk te geven dat de Perugianen voedsel over hadden en een zwak lam konden voeden met hun kostbare graan.
Met voedsel over, wilde men laten zien dat ze in staat waren het beleg te weerstaan.
Totila liet zich echter niet misleiden door deze truc en veroverde de stad toch.
Totila zou opdracht hebben gegeven om Herculanus volledig te villen.
De Ostrogotische soldaat die deze taak moest uitvoeren, kreeg echter medelijden met de bisschop en onthoofde Herculanus op de stadswal voordat het villen was voltooid.
Herculanus' lichaam werd in de gracht geworpen.
Later werd het gevonden en begraven.
Waarschijnlkijk verwijzend naar de onthoofding en de wonderbaarlijke latere eenwording met het lichaam heeft Signorelli de bisschopsmijter van Herculanus niet op het hoofd van de bisschop afgebeeld, maar los naast de musicerende engel.
Luca Signorelli (1450-1523)
Pala Sant'Onofrio (1484)
Olieverf op paneel, 221 x 189 cm
Perugia - Museo dell'Opera del Duomo (Museo del Capitolo della Cattedrale di San Lorenzo)
2016 Paul Verheijen / Nijmegen