Het onderwerp van dit schilderij van Rembrandt, het decadente feest van koning Belsassar, is te lezen in het vijfde hoofstuk van het bijbelboek Daniël. Wij hebben er de twee gezegdes in de koptitel aan te danken.
Onder de knop is het hele hoofdstuk te lezen in de vertaling van NBV21.
Op zekere dag richtte koning Belsassar voor zijn duizend machthebbers een groot feestmaal aan, en in gezelschap van deze machthebbers dronk hij wijn. Beneveld door de wijn gaf Belsassar opdracht de gouden en zilveren bekers tevoorschijn te halen die zijn vader Nebukadnessar uit de tempel van Jeruzalem had meegenomen, opdat de koning en zijn machthebbers, zijn hoofdvrouwen en bijvrouwen daaruit konden drinken. Men haalde de gouden bekers die uit de tempel van Jeruzalem, het huis van God, waren meegenomen en de koning en zijn machthebbers, zijn hoofdvrouwen en bijvrouwen dronken eruit. Ze dronken wijn en prezen hun goden van goud en zilver, van brons, ijzer, hout en steen. Terwijl ze dat deden verschenen er vingers van een mensenhand die iets op het pleisterwerk van de wand van het koninklijk paleis schreven, tegenover de luchter, zodat de schrijvende hand goed zichtbaar was voor de koning. Hij trok wit weg, in verwarring gebracht door zijn gedachten. Hij stond te trillen op zijn benen en zijn knieën knikten. Luidkeels riep hij om de bezweerders, de Chaldeeën en de waarzeggers. De koning richtte zich tot de wijzen van Babylonië: ‘Wie deze tekens kan lezen en mij kan zeggen wat er staat, zal in purper gekleed worden, een gouden keten om zijn hals dragen en als derde in rang over het koninkrijk regeren.’ Alle wijzen van de koning traden naar voren, maar zij konden de tekens niet lezen en de koning niet zeggen wat er stond. Koning Belsassar was daarover zeer ontdaan, zijn gezicht werd nog bleker, en ook zijn machthebbers waren onthutst.
Het rumoer van de koning en zijn machthebbers had de koningin naar de feestzaal gebracht. Zij zei: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Laten uw gedachten u niet in verwarring brengen, het is niet nodig zo bleek te worden van schrik. Er is een man in uw koninkrijk in wie de geest van de heilige goden woont. In de dagen van uw vader bewees hij al evenveel verstand, inzicht en wijsheid te bezitten als de goden. Koning Nebukadnessar, uw vader, heeft hem benoemd tot hoofd van de magiërs, bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers – uw vader, majesteit! Deze Daniël, die door de koning Beltesassar werd genoemd, beschikt over een buitengewone begaafdheid, en over kennis en verstand, waardoor hij dromen kan uitleggen, raadsels kan oplossen en knopen ontwarren. Ontbied daarom Daniël, hij zal u vertellen wat er staat.’
Vervolgens werd Daniël voor de koning geleid. De koning zei tegen hem: ‘Dus u bent Daniël, een van de Judese ballingen die de koning, mijn vader, uit Juda heeft weggevoerd? Ik heb gehoord dat de geest van de goden in u woont, en dat u over veel verstand, inzicht en wijsheid beschikt. De wijzen en bezweerders zijn bij mij gebracht om deze tekens te lezen en mij te vertellen wat er staat. Maar zij kunnen mij niet zeggen wat de woorden betekenen. Ik heb over u gehoord dat u duidingen kunt geven en knopen ontwarren. Welnu, als u de tekens kunt lezen en mij kunt zeggen wat er staat, zult u in purper gekleed worden, een gouden keten om uw hals dragen en als derde in rang over het koninkrijk regeren.’
Daniël antwoordde de koning: ‘U mag uw kostbare geschenken houden, of ze aan een ander geven. Maar ik zal de tekens voor de koning lezen en hem zeggen wat er staat. Majesteit, uw vader Nebukadnessar heeft van God, de Allerhoogste, koninklijke macht, aanzien, eer en majesteit gekregen, en vanwege zijn van God gegeven grootheid beefden alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, van ontzag voor hem. Hij doodde wie hij wilde en liet leven wie hij wilde. Hij verhief wie hij wilde en vernederde wie hij wilde. Maar toen hij hooghartig en overmoedig werd, is hij van zijn koningstroon gestoten en is zijn eer hem ontnomen. Hij werd door de mensen verstoten, hij kreeg het hart van een dier en hij leefde onder de wilde ezels. Hij at gras als de runderen en zijn lichaam werd vochtig van de dauw van de hemel, totdat hij erkende dat God, de Allerhoogste, boven het koningschap van de mensen staat en dat Hij alleen bepaalt aan wie Hij het verleent. En hoewel u dit alles wist, bent u, zijn zoon Belsassar, niet nederig gebleven. U hebt uzelf boven de Heer van de hemel verheven. U hebt de bekers laten halen die uit zijn tempel afkomstig zijn, en u en uw machthebbers, uw hoofdvrouwen en bijvrouwen, hebben er wijn uit gedronken. U hebt uw goden van zilver en goud, van brons, ijzer, hout en steen geprezen, goden die niets zien of horen of weten. Maar de God die beschikt over uw levensadem en die al uw doen en laten bepaalt, hebt u niet verheerlijkt. Daarom heeft Hij die hand gezonden en de tekens laten opschrijven. Dit is wat er geschreven staat: Menee, menee, tekeel en parsien. En dit is wat die woorden betekenen: menee – God heeft de dagen van uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt; tekeel – u bent gewogen en te licht bevonden; perees – uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven.’
Toen gaf Belsassar bevel Daniël in purper te kleden en hem een gouden keten om de hals te hangen, en hij liet afkondigen dat Daniël als derde in rang zou regeren over het koninkrijk. Diezelfde nacht werd Belsassar, de koning van de Chaldeeën, gedood.
(Daniël 5)
Horror
Rembrandt heeft de sfeer van verwarring en verbijstering weergegeven die ontstond bij dit feest. De spanning stijgt nog meer omdat tot het eind van het verhaal onduidelijk blijft wat die losse mensenhand nou eigenlijk geschreven heeft.
Dit schilderij behoort tot een groep grootschalige historiestukken uit het midden van de jaren 30 van de 17de eeuw. Hij laat in die periode zijn drang naar felle dramatiek en beweging de vrije loop en was geboeid door de rijkdom, de vele kleuren en textuur van exotische, oosterse kleding.
Met een ruk draait koning Belsassar zich om naar de schrijvende hand, waarbij Rembrandt tegelijkertijd zowel een weelderig kostuum als angst uitbeeldt.
Rembrandt haalt uit deze scène alles wat erin zit: de vurige letters stralen een fel schijnsel uit, rechts tuimelt de weelderig in het rood geklede vrouw bijna uit het schilderij, waarbij ze wijn morst uit haar kostbare kelk, en links deinzen twee gasten achteruit, met open monden van verbijstering en angst.
In strijd met wat in de westerse beeldende kunst gebruikelijk was, heeft hij het 'teken aan de wand' in Hebreeuwse letters op bijzondere wijze weergegeven.
Vingers van een hand
Rabbijn Menasseh ben Israel (Rembrandte maakte een geëtst portret van hem) opperde in zijn boek De termino vitae (1639) het vermoeden dat de experts geen raad wisten met de tekens omdat ze behalve - zoals gewoonlijk in het Hebreeuws - gelezen moesten worden van rechts naar links, maar bovendien van boven naar beneden.
Hetzelfde is het geval op het schilderij. Daar lezen we dan: MNE, MNE, TKL, UFR, SIN, waarbij de hand de laatste 'N' schrijft.
Bij de losse vingers van een mensenhand zonder de rest van het lichaam denk je in eerste instantie misschien aan een enge scène uit een horrorfilm. In het Hebreeuws zou het een metafoor voor de macht van God kunnen zijn. Het woord 'hand' staat daar in die taal wel eens voor, maar dit deel van het boek Daniël is geschreven in het oudere Aramees en daar is dit verband onbekend. Het horror-effect op de koning is in elk geval evident: Hij trok wit weg, in verwarring gebracht door zijn gedachten. Hij stond te trillen op zijn benen en zijn knieën knikten. Luidkeels riep hij om de bezweerders, de Chaldeeën en de waarzeggers. Waarom konden deze experts de tekst niet lezen?
Gesuggereerd is dat zij de ongevocaliseerde Aramese tekst mn' tql wprsn lazen als de zelfstandige naamwoorden mané teql waparasin, die staan voor de gewichten mina, sjekel en halve mina. Maar welke betekenis heeft zo'n merkwaardige opsomming in de situatie van de scène? Snappen die wijze mannen het daarom niet?
In het licht van het oude Aramese taalgebruik is het waarschijnlijker dat de scène juridische verbanden oproept. De combinatie van het zelfstandige naamwoord yad, 'hand', met het werkwoord ktb, 'schrijven', roept de associatie op van een 'handtekening'. Nog voor de de inhoud van de boodschap ontcijferd kan worden, is het door het gekozen beeld duidelijk dat het om een oordeel gaat dat door God met een handtekening wordt bekrachtigd.
Het woordspel van de tekst is. De ongevocaliseerde Aramese tekst kan ook gevocaliseerd worden tot mné tqél uparsín. Daniël lukt wél om met deze vocalisatie deze woorden een bevredigende betekenis te geven: 'menee' – God heeft de dagen van uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt; 'tekeel' – u bent gewogen en te licht bevonden; 'perees' – uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven.
Rembrandt van Rijn (1606-1669)
Belsassars feest (circa 1635)
Olieverf op doek, 168 x 209 cm
Londen - National Gallery