Paul Verheijen

BOTTICELLI

Barnabas retabel

De San Barnaba in Florence

De kerk San Barnaba in Florence is gebouwd in de 14e eeuw door het kapittel van de heilige Laurentius, ter nagedachtenis van de overwinning van 11 juni 1289 in de Slag bij Campaldino van de Welfen uit Florence op Ghibellijnse tegenstanders uit Arezzo.
De dichter Dante Alighieri (zie onder) zou hebben gevochten aan de kant van de Welfen.
Het hier afgebeelde retabel sierde oorspronkelijk het hoofdaltaar van de San Barnaba.
De gemeente had, zoals destijds gebruikelijk was, de aankleding van het interieur uitbesteed aan een gilde.
In dit geval het gilde van apothekers en artsen, waartoe ook de schilders behoorden.
Dit genootschap heeft het altaarstuk waarschijnlijk bij Botticelli besteld.

Zes heiligen

De geschilderde architectuur wordt gezien als het beste voorbeeld van Botticelli's meesterschap op dit gebied.
Aan de zijkanten achter het gordijn zijn in twee kleine tondo's de twee figuren van de Annunciatie geschilderd, rechts de Maagd en links de engel Gabriël.
De engelen aan weerszijden van de hoge troon dragen de doornenkroon en de spijkers van het kruis, symbolen die verwijzen naar het lijden van Christus.
De slechte staat van het schilderij is het gevolg van pogingen tot restauratie en overschildering in het begin van de 18e eeuw.
Het werd toen ook vergroot en pas in 1930 werd het in zijn oorspronkelijke formaat hersteld.

Afgebeeld is de Madonna met Kind omgeven door vier engelen en zes heiligen v.l.n.r.:

Dante

Op de bovenste trede van de troon is een inscriptie in het Italiaans geschilderd.
De regel komt uit Divina Commedia, poëzie waarin Botticelli geïnteresseerd was.
Mogelijk is er een verband tussen Dante en de slag bij Campaldino (zie boven).
Voor een gedrukte editie ervan uit 1481 illustreerde Botticelli maar liefst 92 pagina's.
Het betreft de eerste regel van de eerste stanza van Canto 33 uit 'Paradijs'.
Volledig luidt deze canto aldus:
VERGINE MADRE, FIGLIA DEL TUO FIGLIO
UMILE ED ALTA PIÙ CHE CREATURA
TERMINE FISSO D'ETERNO CONSIGLIO

[O maagdelijke Moeder, dochter van
Uw Zoon, zo nederig en zo verheven
Vanouds het einddoel van Gods eeuwig plan]

De predella


Slechts vier van de oorspronkelijke zeven kleine paneelschilderingen van de predella van het altaar zijn nog overgebleven.
Deze tonen scènes uit het leven van de zes heiligen op het hoofdschilderij met in het midden een afbeelding van Christus die uit zijn graf verrijst.
De paneeltjes met betrekking tot Catharina (1), Barnabas (3) en Michaël (7) zijn verloren geraakt.

Paneeltje 2
Volgens een legende ontmoette Augustinus, terwijl hij aan de Drie-eenheid dacht, een kind op het strand dat probeerde met een lepel het water van de oceaan in een klein gaatje te brengen.
Toen Augustinus hem uitlegde dat dit niet mogelijk was, antwoordde het kind dat het veel dwazer was om te proberen een verklaring te vinden voor het mysterie van de Drie-eenheid.
Paneeltje 4
Het lijden van Christus, waarop ook het grote hoofdpaneel zinspeelt, is het thema van dit predella-paneeltje.
Christus staat in een stenen sarcofaag en toont zijn stigmata.
Voor hem liggen de instrumenten van zijn passie, de doornenkroon en spijkers.
Rechts op de achtergrond is de kruisdraging te zien.
In een rivier links zwemmen zwanen die bekend stonden om hun dodenzang, 'zwanenzang'.
De herkomst van deze uitdrukking is het volksgeloof dat een zwaan zingend zijn dood tegemoetgaat, een geloof dat al bestond in de klassieke oudheid.
Paneeltje 5
Als beloning voor haar dans heeft Salome het hoofd van Johannes de Doper van Herodes gekregen.
Ze staat voor de getraliede ingang van de gevangenis waarin Johannes de Doper gevangen werd gehouden.
Paneeltje 6
Ignatius van Antiochië werd in 69/70 aldaar bisschop.
Over hem is nog bekend dat hij onder keizer Trajanus rond 110 vanwege zijn christen-zijn ad bestias veroordeeld werd: als volksvermaak moest hij voor de wilde dieren geworpen worden.
Hij werd daarvoor onder bewaking van tien beestachtig optredende soldaten - luipaarden noemt hij hen - naar Rome gevoerd. Tijdens de zeevaart ontmoet hij in de haven van Smyrna Polycarpus, de plaatselijke bisschop, met wie hij bevriend raakt.
Terwijl hij in het Colosseum de marteldood stierf, vertelde Ignatius zijn kwelgeesten dat ze de naam van Christus op zijn hart geschreven zouden vinden.
Na zijn dood probeerden twee nieuwsgierige christenen erachter te komen of dit waar was.
Ze ontdekten op wonderbaarlijke wijze gouden letters - weliswaar onzichtbaar op dit paneeltje - op zijn hart.
Zijn lichaam zou naar Antiochië zijn overgebracht.
Tijdens de invallen van Perzen en Saracenen circa 600 zouden de relieken weer naar Rome teruggebracht zijn, waar zij geacht worden te rusten in de San Clemente.
Ignatius wordt op verschillende data waarop zijn relieken verplaatst werden gevierd (translatie-feesten).
In het Westen valt zijn feestdag op 17 oktober.
Sandro Botticelli (±1445-1510)
Pala Barnaba (±1487)
Tempera op panelen, 268 x 280 cm en 7 paneeltjes predella circa 20 x 40 cm elk
Florence - Uffizi
2016 Paul Verheijen / Nijmegen