Kerkpolitieke heiligheidSoms is er sprake van hele heilige koninklijke families. Niet zo verwonderlijk, want in de vroege middeleeuwen werd de verbreiding van de christelijke cultuur vooral mogelijk gemaakt door schenkingen van adellijke families: zij stichtten kerken, kloosters en kapellen, en voorzagen in het onderhoud van bisschoppen en geestelijken. Omdat dat toen nog heel zeldzaam was, en bepaald ongewoon, werden vele soms zelfs alle leden van die families heilig verklaard. Als voorbeeld volgt hier een selectie van enkele (aanverwante) familieleden uit het Merovingische koningshuis in de 5e tot 8e eeuw in alfabetische volgorde.
Soms kwam daar, al dan niet op reële gronden, de reputatie van persoonlijke heiligheid bij. Maar het is zeker niet alleen om persoonlijke heiligheid dat vorsten hoe edelmoedig ook, als heiligen werden vereerd. De redenen van hun verering zal men meestal moeten zoeken in kerkpolitieke motieven en in legendarische achtergronden. De individuele heldhaftigheid van vorsten en vorstinnen werd - naast de algemene insignes van het koningschap - in de iconografie vooral aangegeven door attributen bij hun 'portret' en door scènes in de levenscycli die hun heilige en verheven daden illustreerden. Het heilig ambt werd in de oudheid aangeduid door de verheven troon en de uitermate heilige houding van de keizer, ontwikkeld in het protocol aan het Byzantijnse hof. In de middeleeuwen kwamen daar de aan de vorst bij zijn kroning overgereikte regalia bij, de tekens van de waardigheid: de met hermelijn gevoerde koningsmantel met eveneens hermelijnen kraag, de keizers- of koningskroon die qua vorm verschilde van volk tot volk, de scepter of een wereldglobe en het zwaard als teken van de wereldlijke macht. Bij de vorstelijke heilige die afstand deed van de waardigheid liggen dergelijke attributen op de grond. In het Westen worden heilige vorstinnen in de middeleeuwen, terwijl zij toch door attributen in haar functie kenbaar blijven, graag afgebeeld in de dracht van maagden, martelaressen of monialen, wellicht om haar als ideaal ervaren of toegedichte eenvoud en nederigheid te benadrukken. Van de 11e tot en met de 17e eeuw zijn zo'n zestig telgen uit koninklijke families heiligverklaard. Van hen is de helft vrouw, een hoogpercentage als je bedenkt dat het percentage van alle heilige vrouwen in die periode amper 18 procent. Een op de zes was gehuwd en moeder, maar meestal vroeg weduwe, wat hun in staat stelde een leven in kloosterachtige sfeer te eindigen. |
||
2016 Paul Verheijen / Nijmegen |